Je poseert gedistingeerd. Je wordt portret.
Ik ken je niet, tenzij (misschien) van ziens.
Ik lees je beeldentaal. Jij tekent een gebaar
met ogen die intiem gekeerd zijn in jezelf.
Ik kijk je aan en jij kijkt langs me heen.
Je blik gericht naar einders van verleden.
Ergens ver beneden in je jeugd lag je volwassen leven.
Heden ben je heerseres. Je dwingt met zachte hand.
Je richt je schreden op het panorama van je geest.
Je bent nog nooit zo jong geweest. Zo mooi zie ik.
Je foto is een schilderij dat fris van kleur
een leeftijd overstijgt, de tijd verdrijft
van onbepaalde jaren: vreugdedalen
en een beek met tranen plots gestopt. De klim
naar hogerop. Een plaats bijna naast God. Madonna,
maar geen maagd. Ik smeek je: blijven staren Valentina,
vrije lady van het landgoed aan het water.
Paarden, poezen en een vijver met tapijt
van mos en bloemen zijn je achtergrond.
Dan heb ik nog niet van je mond gesproken. Rozerood,
een lach, niet in de knop gebroken, lippen vol en fijn
gesloten. Nergens pijn, je ogen en je haar van adel.
Gans je hoofd is puur aristocratisch. Jij bent zuiver
als natuur (geschapen op het ongeschonden uur).
Ik vraag je door te gaan met kijken. Langs mij heen.
Ik ben een kleine knecht, slechts werkzaam
in een tuin met woorden. Jij bent echt: noblesse
van ziel en minnares van hart…. en langzaam ligt
je lichaam klaar en wit en warm te zijn.
Een ridder wacht op het bordes.