Ik heb mijn eten uitgezweet:
vanmiddag naast Marie
gezeten en gestotterd

gans mijn bord vol smos
gelepeld – mag ik even
graag de peper
vroeg zij gretig – ik keek
naar de afgrond
van haar borsten – ik zag
ergens tepels mee bewegen

zij zweeg zedig – slikte peper
ik zei: maar Marie
ik heb een mening
wilt gij weten wat ik denk?

ik schenk haar water in
misschien kan dat wat helpen
bij het spreken – groot haar ogen
als zij smeken: zwijg mij van het werk
vertel mij wat uw wensen zijn – ben ik
de middelmaat: een mens modaal
of wens je mij te nemen als een vrouw
zo heet dat ik gereed ben na het eten!

– stilte prikt bij elke vork die verder tikt –
 
zij excuseert zich sneller dan gedacht
wij degusteren schroom met nagerecht
een bordje slagroom op de taart
de peper was haar slecht bevallen
had haar hartstreek aangebrand
de linker- en de rechterkamer open
in haar blootje: ongehoorde woorden
gans haar boezem in de war gebracht
alsook haar spreekgestoelte in de prak

wij keren langs de zwoele herfstlaan weer
wij praten ernstig over niks
dan wind en regen
wat een zever
en gemis
is dat
nu nattigheid die ik precies voel vallen…
ik zie tranen wazig op haar lippen dansen

wat een raar madam is dat: haar tong
is kruidig warm – de storm vanbinnen

gaat zich plots te buiten – huilen maar
ik buig me haastig en ik troost het najaar.