Voorwoord van Rudi VAN DOORSLAER – directeur SOMA (Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij)
Bijna 65 jaar ligt het einde van de Tweede Wereldoorlog achter ons. Over verzet en collaboratie werden in ons kleine landje inmiddels vele duizenden bladzijden volgeschreven. Over de naoorlogse zuivering – door de slachtoffers ervan niet toevallig repressie genoemd – wellicht al evenveel, zo niet nog meer. Uiteindelijk, maar dan pas sinds de jaren 1980, kreeg ook de Jodenvervolging de nodige aandacht. Het verdwijnen van zo vele duizenden Joden uit het Antwerpse Jodenkwartier in enkele maanden, zelfs enkele weken tijd, bleef in Vlaanderen lange tijd zo goed als onbesproken. Naar mijn gevoelen is die gebeurtenis, die haar gelijke niet kent in de moderne Vlaamse geschiedenis, nog steeds op een of andere manier het voorwerp van een collectief stilzwijgen.
Het eigen volk, dat die Joodse mensen zag verdwijnen en heel snel, zonder poeha, hun huizen en appartementen betrok; het eigen volk, dat de Joodse mensen niet langer ontmoette bij de slager, de bakker of gewoon op straat; de kinderen van het eigen volk, die hun Joodse buurjongens en -meisjes of kameraadjes op school zagen vertrekken. Waar of wanneer, zo vraag ik mij al jaren af, hebben zij daarover gesproken of geschreven? Ik wacht nog altijd op diegene die het aandurft dit taboe aan een gedegen onderzoek te onderwerpen.