Een paar keer per maand kom ik in Leuven een opvallende dame tegen die ik al bijna een halve eeuw ken, maar met wie ik al even lang niet meer gesproken heb. Dat laatste ligt niet aan mij, want telkens ik iets wil zeggen, draait ze haar hoofd weg. Bij ons in Baalrode zeiden ze vroeger over zo iemand: die heeft het hoog in haar bol. Dat klopt, ik geef mijn vroegere dorpsgenoten gelijk, het waren perfecte volkspsychologen. Kakmadammen werden er verbaal met pek en veren ingesmeerd, daarna sociaal verbannen naar een bestaan in de isolatiecel van de gemeenschap. Tot zover mijn amateurlesje in volkskunde. Dat wil dan ook weer lukken, dankzij dat vak – culturele antropologie heette dat in ons tweede jaar rechten destijds – leerde ik een speciaal meisje kennen dat langs de exclusieve wegen van de extreme hovaardigheid nog hoge toppen zou scheren bij de diensten van justitie: ze werd magistraat. Ik zal haar voor de gelegenheid van dit proces – semi-literair en contra-elitair – hier als madam Blanche laten optreden.

Het was begin jaren ’70 dat ik in de tweede kandidatuur van de faculteit rechten mijn weg zocht en bekoord werd door een professor die op spectaculaire wijze les gaf, het was een intellectuele spraakwaterval en tegelijkertijd een erudiete stand-up-comedian. Het was drummen bij die uitzonderlijk populaire man om een plaatsje in de aula te bemachtigen, ook studenten van andere richtingen en zelfs gewone burgers deden pogingen om binnen te geraken en zijn spektakellessen te volgen. In zoverre het mij lukte zat ik telkens helemaal vooraan, ik hing echt aan de lippen van die prof, zijn hoogst intrigerende vak leek me op het jonge nieuwsgierige lijf geschreven, het ging dus om dat reeds geciteerde “volkskunde”. Wie zonder mankeren op de allereerste rij zat was een bloedmooi blond meisje, in mijn herinnering bezette ze een soort ereplaats, ze was de knappe en kokette ster van de les. Althans dat meende ik op te maken uit de manier waarop de prof enkel en alleen voor haar oog leek te hebben, hij doceerde precies privé voor dat ontegensprekelijk sexy poppetje. Met de overige honderden “volgers” leken wij slechts het decor voor zijn persoonlijk tot haar gerichte séances. Enfin, het academisch spektakel van de prof was er niet minder om. Probleem voor mezelf was dat ik niet zo slim was – als die mooie medestudente? – er ontsnapten mij soms finesses, ik kon niet altijd alles tot in de details vatten. Ik denk dat ik te overdonderd was door het showgehalte van de “volkskundige” uiteenzettingen, een voorstelling die zeker het televisiescherm waardig was. Daarom raapte ik op zekere dag mijn moed te samen en sprak ik de (in mijn beleving) zwoele 20-jarige diva aan, ik vroeg haar om wat bijkomende uitleg vermits zij toch als het ware een solo eersterangs presentatie kreeg. Awel, zei ze erg laconiek, dat weet ik ook niet. Pardon en hallo, dacht ik. Maar geen nood, vervolgde ze, ik mag overmorgen op privéles gaan bij de prof, in zijn appartement, hij woont hier tijdens de week alleen, hij gaat enkel in het weekend naar huis, bij zijn vrouw en kinderen. De grote bolleboos had haar beloofd dat ze welkom was, zoveel als ze wou, hij zou haar de leerstof in een meer intiem kader expliceren. Dat zei dat meiske zonder blikken of blozen, oh ja, die blonde deerne heette Blanche. Om een lang verhaal kort te maken, ik had een herexamen voor mijn favoriete vak, mijn mondelinge proef bij die prof was een ramp, want hij… blafte me net niet af. Waarom, dat is me nog steeds een raadsel, slechts bij de tweede zit slaagde ik met de hakken over de sloot.
Ik was een volkse leerling, maar misschien niet de meest kundige in die… volkskunde. Blanche daarentegen had het schitterend gedaan, ze behaalde van bij de eerste keer grote onderscheiding. Haar volkomen onvolksheid, haar afkomst van de hogere burgerij en haar nauwe banden met de voor anderen onbereikbare professor hadden haar blijkbaar niet benadeeld, integendeel, ze was volgens mij het ideale vrouwtje geweest voor een tijdens de week eenzame man. Toch liet de volkskunde me bij deze zure evaluatie niet los, ik dacht aan de populistische wijsheid van mijn bescheiden geschoolde dorpsgenoten, die zouden in zo’n geval – met hun gezond verstand én rake brutaliteit – geconcludeerd hebben: “da’s met het gat verdiend”. Tja, al bij al een banaal verhaal, ware het niet dat er een bizar en zelfs grotesk vervolg aan kwam.

Ik mag zeker niet zeggen dat ik de eertijds ravissante Blanche uit het oog verloren was, ik kwam haar nog vaak genoeg tegen in Leuven, maar zij ontweek het direct contact, een gesprekje kon er op een spontane manier niet af. Ik dacht steeds: die wil expliciet aangehaald worden, met eerbied en ontzag aangesproken worden, en nog het liefst… aanbeden worden. Dat was nu net de knieval waartoe ik niet bereid was, de drempel van zulk soort omhooggevallen geilheid leek me te glibberig, het bed van de zelfverklaarde godin stond precies op een bergtop. Ik hield niet van beklimmingen om aan iemands voeten te komen liggen, zelfs al wachtte in de hoogste verte het verblindend blote nirwana van madam Blanche. Toch keek ze steeds scheel achterom, alsof ze lonkte en lokte, naar een propere man, die haar wou adoreren, de hemelse vrouw verkoos een speelpop die knikte. Of was ik eerder een onbetrouwbare burgerman in haar ogen, over wie zij kon oordelen, want zij had ondertussen de functie (bij uitstek) om haar onderdanen uit Leuven te sanctioneren: zij was met al haar charmes een blitse… politierechter geworden. En opeens had ik een naaste buurvrouw (Jenny) die haar directe secretaresse werd, zo vernam ik ongevraagd veel te veel van de handel en wandel van Blanche in haar rechtbank- en bedzaakgevallen. Chaos alom, advocaten werden minnaars en magistraten kwamen aan huis voor raad en daad in de liefde met haar. Het wonder geschiedde zelfs dat ik haar eens persoonlijk op het lijf liep in de lift van onze blok, richting van haar bediende waar ze graag kwam uithuilen als ze weer eens te veel turbulentie had veroorzaakt met haar betwiste uitspraken op het gerecht of de zoveelste kater had opgelopen als een aanlokkelijk jonge rechter haar de liefdesbons had gegeven. Naar mij toe gaf ze niet de minste krimp, ik was die (zogezegd) onbekende en onbeminde passant voor haar, de eertijds ongewilde infiltrant, de spion in haar affaire met de prof en het – met haar jonge en blonde lichaam – bekomen succes in de volkskunde, een nuttige opstap naar haar diploma. Anderzijds was zij voor mij meer en meer de afgeleefde nimf geworden, met rimpels van hoog- en overmoed. Ten bewijze daarvan, en als afsluiter van dit onverkwikkelijke verhaal, nog één totaal ontluisterende anekdote, mijn buurvrouw was getuige.

Ook politierechters moeten met pensioen, Daar ontsnapte zelfs Blanche niet aan, en alhoewel ze niet geliefd was, waren er mannen en minnaars die zij wel ging missen. Want ze zou als ongetrouwde vrouw niet meer aan haar gerief komen, ze was plots de aantrekkingskracht van haar gerechtelijk gezag kwijt, ze werd noodgedwongen een gewone burgermadam, en ook wat ouder. Niettemin wou ze soms nog scoren en dan nodigde ze haar gewezen secretaresse bijvoorbeeld nog eens uit voor een winkelpartij, in de hoop om tijdens het rijkelijk shoppen nog lof en bewondering te oogsten, als gepensioneerde diva van de politierechtbank (en niet als ex-minnares van een prof die nu in het rusthuis les gaf aan zichzelf wegens licht dement). Jenny vertelde me volgend relaas: we liepen een chique brillenwinkel binnen, het was er ontzettend druk, zeker zes à zeven klanten vóór ons, dat beviel Blanche niet, ze werd bloednerveus en begon aan één stuk door te zagen en te zeuren tegen mij, “toch ongehoord om schoon volk zo lang te laten wachten”, en maar hardop klagen en luidop zuchten, zo haalde ze tenslotte zwaar uit tegen mij, terwijl werkelijk alle klanten en het bedienend personeel konden meeluisteren: “zij was toch een bekende politierechter in deze stad geweest, kon men het zich hier dan wel permitteren om haar geen voorrang te geven op de gewone mensen, besefte men niet dat zij nog connecties en relaties had bij de gerechtelijke overheid”, enzovoort enzoverder. Tot Jenny haar doodbeschaamd mee naar buiten troonde, nee: dwong! Blanche was onthutst, zich van niks bewust, haar eertijdse status kleefde nog als een gezwel aan haar misplaatste trots. Ze was besmet door de tumor van superioriteit die ongeneeslijk was, nog steeds denkende dat de wereld te koop was met haar hoogstaande job, desnoods met het aanbod van haar blote gat, zoals in die lang vervlogen tijd, waarvan ik nog te veel afwist.

Als ze mij heden ziet voorbijlopen, krijg ik eerder een lichtjes venijnige dan een stiekem nieuwsgierige blik, zoals dat voordien het geval was. Ze ziet mijn schone geliefde dicht naast mij, blond en zoveel jonger. Dat zint een seksloze ex-rechter zo niet. Dat pikt.