In God als misvatting richt Dawkins zich voornamelijk op het jodendom en christendom, die hij beide fileert. Het beroemdste citaat uit het boek is ontegenzeggelijk zijn beschrijving van de God van het Oude Testament: ‘De God van het Oude Testament is zo’n beetje het onaangenaamste personage dat de literatuur ooit heeft voortgebracht. Hij is jaloers en er nog trots op ook; hij is een kleingeestige, onrechtvaardige, onverzoenlijke regelneef; een haatdragende bloeddorstige pleger van etnische zuiveringen; een vrouwenhatende, homofobe, racistische, kinderen en volkeren uitmoordende, drammerige, megalomane, sadomasochistische, onvoorstelbaar boosaardige dwingeland.
Na Van God los schreef Harris Brief aan een christelijke natie, een heel boek gewijd aan de sloop van het christendom. Ook Christopher Hitchens had iedereen zonder aanzien des persoons geschoffeerd door religie in het algemeen aan te vallen als een bijzonder sinistere vorm van totalitarisme, een ‘hemels Noord-Korea’, maar dan nog erger vanwege de eeuwige voortzetting na de dood. Religie was de ‘wens om een slaaf te zijn’, zei Hitchens, ‘(…) het verlangen naar een onveranderlijke, onaantastbare, tirannieke autoriteit die je in je slaap kan veroordelen wegens criminele gedachten, die (…) je de klok rond elke minuut dat je wakker bent of slaapt moet onderwerpen aan een totale controle (…) van je leven, van voordat je geboren werd tot, nog erger – en daar begint de echte lol pas – na je dood. Wie wil dat zoiets waar is? Wie anders dan een slaaf verlangt naar een zo afschuwelijk lot? (…) Dit is het kwaad. Dit is een verdorven prediking.’
Dit waren krachtige, overtuigende en provocerende argumenten, die hard nodig waren in het Amerika van Bush, een land dat zich in toenemende mate tot God wendde in reactie op de aanvallen uit naam van die andere god, namelijk Allah. Deze schrijvers richtten hun pijlen niet alleen op de islam of moslims, maar op alle religies en op het idee zelf dat een geloof een ‘deugd’ zou zijn.
Maar waar het om gaat is het volgende: ze richtten zich niet specifiek op de islam, maar ze spaarden die godsdienst ook niet. Daar was niemand aan gewend, zeker de moslimgemeenschap niet. Volgens conventionele geleerden was de islam een vreedzame religie en waren de mensen die het geloof geweld aandoen het probleem. Maar voor de ‘nieuwe atheïsten’, zoals de groep bekend kwam te staan, lag het precies omgekeerd. De islam zelf was het probleem; de meeste moslims over de hele wereld zijn gematigd, maar de auteur van de Koran was dat duidelijk niet.