Voor Kern waren overal de sporen van zijn voorouders voelbaar – generatie na generatie had in dit stukje Pennsylvania gewerkt, gegeten, gelopen, gereden en een onzichtbaar netwerk uitgesleten paden gelegd. Alleen hij was ontkomen. En als enige van het huishouden waarin hij zijn jeugd had doorgebracht, leefde hij nog, en zag hij hoe de omgeving veranderde en zijn oude zelf langzaam verwoestte – een voor een gingen de oude oriëntatiepunten ten onder in het tumult van verval en vervanging waarmee de nieuwere generatie het land naar eigen inzichten inrichtte en exploiteerde.
…
Ned was, net als Kern, een goed leerling geweest, maar minder grillig en rumoerig. Hij zei niet meer dan nodig was, en de spraakzame Kern, die zich zo snel opwond dat hij soms over zijn woorden struikelde, had pas beseft dat Ned zijn beste vriend was toen hij zich realiseerde dat stilte zijn gezelligheidsmodus was. Het hoofd van Ned zat vol niet-verwoorde gedachten. Voor hem was dat een reservoir van kracht.