Mensen met een psychose hebben een psychologisch alarmsysteem dat veel te scherp afgesteld staat: zij interpreteren vrijwel alle prikkels als betekenisvol. Ze zien en horen overal denkbeeldige patronen en kennen betekenis toe aan willekeurige stimuli. Bij de overgrote meerderheid der mensen staat het alarm ook iets te scherp afgesteld, maar niet zo scherp dat het voortdurend fout verloopt. De meeste prikkels die we als gezichten interpreteren zijn wel degelijk van gezichten afkomstig. Net omdat we zo bedreven zijn in het bliksemsnel interpreteren van stimuli als gezichten, zien we een hol masker echter als bol en denken we geregeld gezichten waar te nemen waar ze in werkelijkheid niet bestaan.
Dezelfde evolutionaire logica kan onze vatbaarheid voor bijgeloof en valse correlaties verklaren. In een complexe ecologische omgeving is het belangrijk om reële causale verbanden op te sporen. Welke paddenstoel is giftig en welke voedzaam, welke indicaties wijzen op naderend onweer, waar en wanneer kan ik rijpe vruchten vinden? Ons brein is uitgerust om dat soort verbanden op te sporen en in ons voordeel uit te buiten, maar een ongewenst neveneffect daarvan is dat wij ontvankelijk zijn voor bijgeloof. Opnieuw is het kostelijker om een reëel causaal verband over het hoofd te zien dan er af en toe een te verbeelden.