Hoe zou het nog met Jenny zijn? Ik vraag het haar langs deze weg. De andere wegen bleken doodlopende paden, stille steegjes, verdwaalstraten.
Jenny contacteert mij niet meer, ze laat het afweten.
Eerst en vooral, voor de lezer, hoe ziet Jenny eruit?
Wel dan, Jenny is knap en koket, rank en slank, met Italiaanse looks, beetje duur, nogal chic en, toch wel, een hang naar femme fatale.
Dat mag.
Kom ik haar tegen, correctie: kwam, dan sneed ze me wel even de adem af. Het was altijd weer, om te beginnen, haar vlammende lippenstift die mij verblindde. Nu ben ik een kwetsbaar man op dat vlak, ik geef het toe, elke schone vrouw begroet ik zoals ik mijn moeder zou willen begroeten.
Die ondeugende ouwe Freud loert altijd om het hoekje.
Terug naar Jenny. We waren echt wel goeie maatjes vorig jaar. Ze stond pal achter me bij de waanzinnige hetze tegen mijn persoon van de familie AB, mijn doodgravers na de dood van Vinnie. Alsof ik mijn zoon vermoord had. Jenny begreep de intrieste tragiek van deze zaak. Ze bood een luisterend oor.
We spraken af, we waren close, ik zwom soms dronken rond in haar parfum, we zaten zo dicht op mekaar dat de warmte ook wel zwoel werd. En dan vertrouwde zij me ook haar kleine drama toe, haar aflopende relatie met een man die uitzichtloos op de dool was, ook een vrouw verloor in bed.
We maakten plannen die we niet uitspraken. Die man, respect voor zijn grote depressie, zat voorlopig in de weg. September, zei Jenny, tegen dat de bladeren gaan vallen, in de herfst, dan wordt het ernstig tussen ons. Dan komt de rust, het begin van een nieuw seizoen. Tegen de winter zijn we binnen. Het werd niet met zoveel woorden gezegd, maar dat was de teneur van onze gesprekken. Ons leven raakte hierdoor stilaan opgefleurd. She’s a rainbow, stuurde ik haar in een link, song van The Rolling Stones, she comes in colors everywhere.
Dat was Jenny, een ingekleurd plaatje. Hoge hakken, rode sjaal, het vuurwerk van haar lippen, pakje van Chanel en ik dacht de sjartellen erbij. In die fase zaten wij. Verleiding, slome erotiek, sluimerende sensualiteit. Van seks was geen sprake. Dat laatste ding maakte haar ook bang. Ze dacht, ten onrechte, dat het mijn core business was. Waarom had ik die perceptie tegen? Tja, kijk in je hart man.
Jenny was vrouw van de wereld, ze papte aan met kunst en cultuur, ze las moeilijke boeken, ging naar expo’s die er toe deden (zoals trendy voorgeschreven), ze liep ook heel correct op het wegdek van de linkse kerk. Niets op aan te merken. Vrijheid, blijheid. Mijn tijd kwam nog wel, dacht ik, in mijn noch linkse, noch rechtse geaardheid, averechts dat wel. Ik was einzelgänger, extreem solitair, zeker na het overlijden van Vinnie. De massa, zeker de exclusieve meute, kon mij gestolen worden. Ze hadden mijn zoon gestolen godverdomme. Bespaar me alle dure praatjes, het zotte gegoochel met psychologen en preparaten om mijn gemoed op te kalefateren. Geef mij liefde begot, ik doe daar niet moeilijk over.
Jenny begreep dat, ze zat warm in mijn enclave, er was plaats voor haar. Tot grote schrik van haar linkse vriendjes. Voor die mensen ben ik een griezel, ik zing immers hun liedjes niet.
En zo bleef dat balanceren voor Jenny. Haar omgeving kwelde haar, op haar thuisfront zat ze ook gekneld, met een inerte partner die meer en meer de pedalen kwijtraakte. Daarom kwam ze ook een paar keer in haar radeloosheid naar mij gefietst. Belde aan en ik was er telkens niet. Het spijt me schone vriendin, het mocht blijkbaar niet zijn. Ik had klaar voor je willen staan, maar vergeef het mij, ik ben ook geen tele-onthaal, ik ben een man, soms een minnaar.
Wat rest er van Jenny in mijn actuele leven? Om kort te gaan: lichte wrevel. Wel zal ik nooit vergeten dat zij de spits afbeet met haar sprankelende commentaar op Het Lied van Vinnie. Dat staat gebeiteld bij mij. Haar onverholen lof, haar parate en spontane bijval voor dit trieste boek van lijden.
Haar repliek staat ingekaderd, Jenny for ever dacht ik toen ontroerd. De ontroering is gebleven, de woorden zijn blijven beklijven, maar Jenny zelf is stilaan weggedeemsterd. De contacten werden sporadisch, schaars, maar als het plaatsvond, was het wel van harte. Er smeulde nog wel iets. Maar op haar thuisfront brak de hel uit, de brand sloeg door het dak.
Drank en hysterica. Zeker die keer nadat wij nog eens samen een cinemake hadden gedaan. De situatie werd niet ongevaarlijk. En toen sloegen nog allerlei ziektes toe, met een kanker op kop. Arme man, zo erg voor Jenny. En dan ging ook haar werk nog aan het wankelen. Ik hoor u denken: vrienden zijn er om mekaar te helpen. Zo is dat. Als die vriend wordt toegelaten tenminste.
Niet dus, Jenny hulde zich langzaamaan meer en meer in mist. Er hing een nevel over het meisje dat ik ooit als een engel aanzag, de vrouw ging op in vage rouw.
En op dat kruispunt waar alles strop zat, waar een premature liefde zich vastreed in de file van het leven, daar kwam een vrolijk meisje voorbijgefietst. De ware antipode van Jenny, ik tracht hier objectief te blijven, maar het waren begot de harde feiten. Ik floot die schoonheid, op haar blitse velo, na. Oké, zo ben ik dan ook, op het gepaste moment een flierefluiter. De snelle pallieter in mij sprong direct op haar bagagerek. Bij manier van spreken.
Maar de rest is wel geschiedenis. Ik reed voortaan mee met de blonde liefde, genaamd Nathalie. Nee het was geen exit Jenny, niet express, maar wie te lang blijft surplacen, wie zich nestelt in zijn status quo van tristesse, die ziet op den duur alle treinen voorbijrijden. Ik doe het nu veilig per fiets, met Nathalie.
ps: ik heb Jenny, sinds mijn verse story, nog één keer gezien, ze kwam van Tuymans (schilder), de week voordien was ze bij Vanfleteren (fotograaf) geweest, morgen volgt een ander museum, een nieuw podium van idolatrie, altijd maar dat opkijken naar, goochelen met namen, dat zei ik haar ook, en dat het leven ondertussen voorbijgaat, dat mensen vergeten hun eigen held te zijn, bemin je naaste zoals jezelf, ik sloot af met een bijbelcitaat… ik hoop dat ze me sindsdien niet in stilte zit te haten, want in gedachten ben ik toch nog haar kameraad…