In mijn vorige stuk heb ik niets geschreven over Vinnie.Maar uiteraard hoort ook hij bij dat onderwerp. In zijn diepste kern zat zeker dat fietsen verankerd, én de soberheid, de stilte, dat zwijgzame beschouwen van de dingen, de eenzaamheid ook, zelfs als hij die met twee of meer beleefde.
Vinnie was een nabijgelegen eiland, op een rustige manier eigengereid, een diepzinnige zwijger, hij fietste door het leven, inwendig fluitend, vaak met een monkellachje, steeds sereen. Mijn zoon kwam voorbij gebold, keek ons minzaam aan en begreep. Daarin zat zijn schoonheid en zijn kracht. Op gestileerde pedaalslag van verdraagzaamheid. Klasse quoi.
Mijn kind, schoon kind. Noppes. Ik schrijf hier niet als vader maar als waarnemer. Ik stond er ook maar bij, in schroomvolle bewondering. Vinnie oversteeg mij, mijn aandeel als papa verbleekte hierbij. Hij was zoveel groter dan wat ik had aangestuurd in hem. Ik had hoogstens een duw gegeven, de rest van de rit reed Vinnie op meesterlijke manier, op zijn geheel eigen wijze, hij had een stijl die excelleerde, zijn unieke zijn.
Vinnie fietste heen, niet terug, het werd een éénrichtingsrit. De weg naar een hemelse einder voorziet geen wederkeer, het is een bergetappe, op de top stopt het, de afdaling wordt te allen tijde afgelast. Wij staan hopeloos en eindeloos te wachten, op de bange uitkijk beneden, bedroefd aan de voet van de hoogste klim. Soms ontwaren wij een vage schim, is het misschien Vinnie die wenkt in de wolken? Op een dag wordt de onzekerheid ons te machtig, wij willen het weten, wij trekken traag de berg op, klaar voor de confrontatie met de eeuwigheid waarin onze dierbare zoon verblijft.
Daarom fiets ik nu ook mee met Nathalie, in de geest van deze filosofie, om verder te verkennen en dieper te existeren. Het is een relaxte exploratie naar mekaar, en naar zoveel meer. Wij trappen langzaam voort, we raken hogerop, we vinden en we verliezen onszelf, we fietsen tot we misschien symbiotisch worden. Een poging toch. Tot we mogelijks Vinnie tegenkomen, op ons blinde pad, want er is geen wegwijzer, wij volgen gewoon de GPS van het leven, zenden een inwendig S.O.S. naar elke overkant. Waar ben je gebleven jongen?
Hij woont alleszins in zijn eigen bijbel, Het Lied van Vinnie. Hij prijkt blakend van gezondheid op de cover, hij fietst mooi rechtop omhoog, de flinke bergflank is zijn bondgenoot, de blik vervat in een knipoog. De foto is iconisch, van een ijzingwekkende schoonheid, ik maak hem hier heilig.
Het is deze beeldrelikwie die bij Nathalie in de living hangt, op een hoge ereplek. Ik kijk er met bewondering naar, ontroerd, met een gevoel dat gevangen zit tussen een traan en traag laten begaan. Mijn jongen woont dus ook in de huiskamer van mijn toekomstige vrouw, hij is er thuis bij Barry en Kato, haar prachtige kinderen. Zij aanvaarden hem als de quasi grote broer die een decennium voor hen uitfietste, de weg verkende, ook voor hen. Vinnie wordt niet vergeten, zeker niet in Leest, hij is er innig aanwezig, hij komt er permanent in beeld, hij fietst er met de glimlach verder, en zo blijft het toch nog een beetje feest, blij en weemoedig.
Geen wonder dus dat de paden van Nathalie en mezelf zich via Vinnie hebben gekruist. De krachtige katalysator was Het Lied van Vinnie.
Een exemplaar kwam onvermoed in handen van troubadour Hendrik.
Dat was gewoon een toevalstreffer. Hij stond op straat te zingen, schitterend weerklonk zijn ballade, ik werd warm gepakt door zijn galmend lied. Ik legde een paar eurofranken in zijn klak en Hendrik vroeg lachend om een klapke. Dat werd een gemoedelijke babbel en ik bedankte hem met mijn boek.
Binnen de 24 uren kreeg ik zijn fantastische feedback, Hendrik overstelpte mij met een explosie van woorden, een zinderende kreet, zuivere emotie. Ik was sprakeloos, zoveel klaterende schoonheid langs de telefoon. Mijn stem zat vast, ik was in ademnood. Een vader raakt een andere vader aan, met een groot gebaar, een wereldgoal in het kleine mensenkader.
En Hendrik speelde meesterlijk de bal door, aan zijn beste vriendin, een mij onbekende engel. Dat angelieke meisje las mijn boek en mailde mij. De trein was vertrokken, mijn leven werd langzaam op veilige rails gezet.
Het was Nathalie die de sporen trok, zij toonde de weg, leidde de dans.
Wij dansen nu reeds maanden door, continu verliefd, fietsend tussen Leest en Leuven. Vinnie rijdt mee, voorop, deelt in deze flitsende verliefsheid.
Deze verbintenis kan niet anders dan bezegeld worden met onze eeuwige trouw. Daarom gaan wij ook trouwen, zo simpel is dat. Zeker met dank aan Hendrik, maar vooral dikke merci aan Vinnie. Hij waakt over zijn vader, een tweede moeder biedt zich aan. Zij koestert mij en mijn zoon.