“Alle rivieren stromen naar de zee” – Elie Wiesel (1928-2016)
Voor het loket spande de staatloze die ik was zich in om de ambtenares, die, slechtgehumeurd, zich zelfs niet verwaardigde hem aan te kijken, voor zich te winnen. Haar goede wil was me kostbaarder dan de instemming van de mooiste vrouw van Parijs. Ik was zielig, misschien zelfs belachelijk, ik kon er niets aan doen. Dat behoort tot de positie van de vluchteling. Hij voelt zich overal te veel. Zijn tijd wordt afgemeten aan visa en zijn biografie aan stempels. Hij heeft niets onwettigs gedaan, maar hij weet zeker dat hij zal worden vervolgd. Hij is herkenbaar aan de kringen onder zijn ogen, zijn haastige manier van lopen, zijn oude kleren. Hij glimlacht om gunstig te stemmen, om een glimlach uit te lokken. Hij vraagt iedereen excuus, excuus dat hij u stoort, u lastigvalt, uw plaats onder de zon inneemt.