Ik boog mijn hoofd naar voren zodat ik het stukje hemel boven de daken kon zien. Toen ik een glimp van een ster opving was ik verrukt, alsof ik lange tijd gevangen had gezeten en het uitspansel niet had kunnen zien. Hier, boven Edoesja’s dak, bevond zich een hemellichaam – niet een van de planeten, maar een onbeweeglijke lichtgroene ster die trilde en schitterde.
Mijn ogen hadden contact met een zon die al honderden of zelfs duizenden jaren bestond op het moment dat zijn licht ons bereikte, ondanks dat het zich met een snelheid van 300.000 kilometer per seconde voortbewoog. Ik staarde naar die ster en kon niet genoeg krijgen van zijn licht. Ja! Wat ben je aan het denken, ster? Jij zal toch ook wel een soort gedachten in je hoofd hebben, jij met je grootheid, afstand en overzicht.