Vanaf 10 uur kregen we zondag Nepalese muziek geserveerd. Het Aziatisch concert met hoge klaagzangen, tokkelende sitars, dubbele fluit, jengelende strijkstok en andere snerpinstrumenten ging door tot middernacht.
De bedoeling van de linkse goeroes was ons te sensibiliseren voor deze uitheemse cultuur en zijn sympathieke inboorlingen, die bij uitstek Vlaanderen verkiezen om hier te wonen, te werken en flink westers te consumeren.
Eénmaal per jaar worden zij door het stadsbestuur aangemaand om onze Europese zenuwen te beproeven met een marathon van een gesubsidieerde muziekstonde, waar zij zelf van balen. Ten bewijze, de nog geen honderd Nepalese aanwezigen die zich verkleed hadden in afgestofte inheemse poncho’s, de dracht van Himalaya-trekkers, een berg die zij enkel kennen uit het relaas van ronddolende Belgen die er uit verveling zijn opgeklommen. De omgekeerde wereld quoi, Aziaten vinden ons vaak dwazen. Zij smossen met geen geld, zij vinden geen zotte polonaise uit op hun eigen triangelmuziek, dat laten zij over aan onze westerse correcto’s die langskomen om te dansen uit eigenbelang.
Zij frequenteren en promoten al wat cultureel perfect exotisch is. Wat Vlams is, vals is, zo klinkt hun botte motto.
Maar het kwam wel dik onze strot uit, zelfs tot op negen hoog werden wij een etmaal lang getorpedeerd door een soort keelgerochel en ketelmuziek, waarbij vooral de ideologische lefto’s luid en prominent aanwezig waren.
Leve de diversiteit en de multicul van Leuven. De eindrekening volgt later. Electoraal.
Het weekend voordien hadden we ook al prijs, toen werd de globale aardbol gevierd op diezelfde plek, een uitgestrekt park in het drukke centrum van de stad, te midden van dicht bevolkte woonblokken.
De lawaailawine heette toen niet minder dan Wereldfeest. Aanwezig waren (afgerond naar boven) honderd linkse militanten die zich de ambassadeurs van alle landen wanen. Wij liepen even langs en deden een danske om ons te verwarmen, want de sfeer stond niet bepaald voor welkom, was eerder distant en kil, het terrein vrij desolaat. Overal lag er afval van niet nagekomen beloftes dat kosmopolieten nette mensen zijn.
Het was er een zootje van geen propere soort. Wij liepen weg van zoveel rommel. Viva onze Vlaamse volksaard, onze trotse gemeenschap van mensen die gewoontjes zijn, zich verzorgen, bekommerd om hun gezin en de familie, geen grote woorden gebruiken om luidruchtig de hele aardkloot te willen redden.
Dat opgeblazen Wereldfeest was slechts het gekende alibi voor altijd diezelfde prekers (zagers) en leeghangers die hun belang willen enten op hun linkse navelstreng. Kijk ons toch: zo goed en óvergevoelig dat wij zijn, wij omarmen de ganse wereld. Onze respons (terstond): neem eens een douche, kam uw haar en poets uw tanden, trek daarna wat zondagse kleren aan. Verkondig uw zogezegde kommer om ethiek na de eerste zorg om esthetiek.
Dimmen dus en vlug, weg met die bassen en die beats, die ganse draagmuur van uren hels geluid, die enkel moet verhullen hoe arm de boodschap is, hoe schamel en beschamend al die aandacht voor wat slechts enkelingen zijn, drenkelingen zonder grondig morele ego.
Verschiet niet, beste mensen, ook het weekend dáárvoor werden we gebombardeerd door een ganse dag geroffel en getrommel. Het was het Buurthuis dat zijn jubileum vierde, 50 jaar van lokale dienstbaarheid, mooi toch, maar waarom dan dat kabaal voor ons? Alsof het een straf was! Er werd muziek gemaakt die enkel oren had voor de decibels. Een orkaan van overdaad aan krijsgezangen en slijpgitaren, de drummers klopten zich een ongeluk.
Ons verstand stond stil bij zoveel muzikale overkill, een geraas dat enkel diende om een dienst te vieren die bestaat uit noodopvang en ondersteuning aan wat arme sukkels. Waar was het verband met dit harde gebeuk?
In Leuven zijn er politici aan de macht die de inzet van muziek zien als een tactisch wapen om de medemens mee af te slachten. Wij moeten definitief plat op onze buik voor hen, burgerlijk afgeslacht met een doelgerichte strategie van agressief lawaai.
En wie nog een beetje stedelijk poogt te overleven, probeert men klein te krijgen met denderende dj-sets, ze duiken op langs elke straathoek, ze worden onbesuisd ingehuurd door hippe winkels en ze kruipen trendy op de daken. Ons vermoeide hoofd moet en zal kapot gemokerd worden door hun monotoon gekras en gekerf. Ze willen niet swingen, maar ze jengelen en ze draaien ons zot tot we wit zien als een neergemaaid lijk, we bezwijken hieronder. De deejay als gewillige dienaar van het stadse systeem om de serene sfeer te verpesten. Rust is uit den boze, muziek wordt een oorlogsgeluid.
Op een boogscheut van onze wolkenwoning ligt de Velodroom, een vintage houten wielerpiste. Het is een juweel van een installatie, bedoeld om het lege gat van het gesloopte Sint-Pietersziekenhuis op te vullen. De piste diende bereden te worden door kinderen en jongeren, een sportief aanbod waar niemand om gevraagd had en niemand naar toe kwam. Dus moest er muziek ingepompt worden, het gekende liedje van de overdaad aan hoestende bassen en beats. Toen kwamen er op schaarse momenten enkele verloren gelopen toeristen op af. Ze keken met grote ogen naar dit onzinnig wonder van een hoop lawaai om niks. Wij wonen er bijna naast en overwegen soms een aanslag met een dikke sloophamer.
Een paar weken geleden vond pal in het centrum van Leuven, op het majestueuze Ladeuzeplein, een gigantische studentencantus plaats. Het werd zuipen en brullen en brallen gedurende vele uren. Het was de zatte kudde die losgeslagen was, daarbij aangepord door mister Mo, de burgemeester van gerecupereerde feesten en privé een geboren moslim. De liederlijkheid zong niet, maar schreeuwde uit alle kelen. Ze stampten als dolzinnigen met de voeten en lalden zich onnozel met hun puberale tekstvellen in de hand. Ik kreeg kippenvel van de schrik, ik herkende deze taferelen uit de schimmige archieffilmpjes op youtube: de ranzige nazigezangen. Maar ’s avonds wél een hit op televisie. Ik dacht aan Sanda Dia. Niks geleerd, de volgende doopmoorden zitten er aan te komen. Hallo Mo?
Modale Vlaamse mensen worden uitgelachen, zelfs verketterd, om hun brave schlagerfestivals of hun massale meezingliedjes over doodgewone dingen in de gebieden tussen liefde en verdriet. Vrolijk en volks met zijn allen hossen is uit den boze, wordt geassocieerd met lomp vertier, plezier voor een hoop debielen. Dan duwt men onze mensen bij voorkeur in het verdomhoekje van amusatie op de ruwe rechterflank, of verbant hen als een vals klinkend koor naar het Nationaal Zangfeest. Erger nog is de abjecte maar totaal onterechte associatie met de wimpels en de vlaggen van de IJzerbedevaart. Alsof onze eigen geaardheid een misdadig feit is.
Het entertainment van semi-academici, allochtonen en exoten is boven alle twijfel verheven, hun geluiden zijn steeds zuiver, zo oreert de linkse goegemeente.
Ze krijgen nooit genoeg van hun hoogmoedige gelijk. Maar in de buik van Vlaanderen roept een luide stem: stop! Brave mensen zijn de weerslag op hun gedegen en voorbeeldig burgerleven spuugzat. Halt aan die invasies begot.
Geef ons de rust terug, of anders: hoepel op!
Graag onze mister Mo voorop, met in zijn populistisch zog een dronken peloton studenten, daarna een fanfare van opperglobalisten, gevolgd door een processie van kosmopolieten en een divers orkest dat niet westers gestemd is. Wij doen hen rustig fluitend uitgeleide, eindelijk terug vrij. Wij omarmen wat wij verworven achtten, de stilte van onze beschaving.