Er is een jongen in onze straat die ik al meer dan 15 jaar op het lijf loop, maar ik heb hem nog nooit gesproken. Wij groeten mekaar in de rapte, zonder een babbeltje te beginnen. Het komt er steeds net niet van, dat spontane en directe contact hapert precies. Daar is misschien een reden voor die hij mogelijks beter kent dan ik. Ik ervaar het als een drempel waar hij niet over kan. Ik zie telkens die vragende blik waarmee hij mij nieuwsgierig aftast, maar haast onmiddellijk gaat zijn oogopslag naar beneden als ik blijf doorkijken, als ik hem opneem en taxeer recht in zijn onbewogen gelaat. Hij heeft wat men een beetje denigrerend zou kunnen beschrijven als: het uiterlijk van een mietje, een ongelooflijke softie, een schlemiel van kop tot teen, een weke jongeman die bijna aan het wegsmelten gaat als hij onder de mensen komt. Daarom intrigeert hij mij, het is zo iemand die geilt en kwijlt om kennis te kunnen maken, maar hij blijft steken in zijn structurele onvermogen.
Op alle uren van de dag zie ik hem vertrekken en thuiskomen, netjes in de kleren, proper en verzorgd, met zonnebankbruin en blitse bril, hij lijkt koket als een meisje dat wil behagen.
Door de week kom ik hem overal tegen, gezwind door de stad fietsend, zijn hoofd fier in de lucht, of is dat een pose om onbereikbaar te blijven voor zijn medemensen, ook voor mij?
Die gast kan onmogelijk tijd hebben om nog ergens te gaan werken, zijn vrije levenswandel belet elke regelmaat om zich ten dienste van een werkgever te stellen. Maar waar leeft zo’n kerel dan van, vraag ik mij af, wie geeft hem onderdak, wie kookt zijn eten, wie wast en strijkt zijn kleren? Want ondanks zijn frisse voorkomen en jonge trekken kan hij makkelijk 40 jaar zijn, ik schat hem in als de eeuwige kindjongen, zo’n man die geen volwassenheid in zijn uiterlijk kan bereiken, en innerlijk struikelt over een blijvende puberteit.
Is het daarom dat hij blijkbaar toch wat kameraadjes heeft, op zijn vaste standplaats pal voor het station? Ik zie hem er praten met gastjes tussen 14 en 18 jaar, bijna iedere keer dat ik daar passeer staat zijn (knalrode) fiets er geparkeerd. Hij zit, staat of hangt dan tussen die stadsjongeren, drinkt mee cola’tjes of knabbelt chips, lacht en gibbert zo te zien nogal onnozel, tracht de show te stelen, hij gesticuleert met zijn handjes en koketteert met zijn kontje. Ik beschrijf het vrij seksistisch, maar het is niet anders. Zo te zien vrijt hij iedereen daar op. Als hij mij soms in het voorbijgaan opmerkt, krimpt zijn blik, dan kijkt hij stom de andere richting uit. Oké, ik heb reeds een veelvoud bereikt van de gemiddelde leeftijd in zijn kennisomgeving. Maar hijzelf kon ook makkelijk de papa zijn van al die jonge rondhangers daar. Een vooroordeel uitspreken rond zo’n mysterieuze man en zijn dagelijkse leefsituatie is riskant, maar ik kan toch mijn gedachten (en stille verdachtmakingen) niet bedwingen en het erg beladen en omzwachtelde begrip… kindervriendschap dringt zich op. Zonder dat ik evenwel concrete feiten opmerk.
Ik stel enkel vast dat een volwassen keurige kinderman ganser dagen door de stad fietst, terwijl hij discreet maar aandachtig rondkijkt. Hij lijkt zowel een mogelijke ronselaar als een speurende dief of detective, om dan consequent bij jongetjes halt te houden, om verzamelen te blazen op diezelfde publieke plek, waar alles voorzien is: bankje, parkje, nabije toiletten. Daar gaat hij zich dan als een vrouwtje gedragen, als de bemoederende mama die met zorg haar jonge kroost vertroetelt, alle koesterende aanrakingen zouden dan toegelaten zijn. Ik zie dat spektakel al zovele jaren aan de gang, ogenschijnlijk doet mijn rare buurman niemand kwaad, hij lijkt omzichtig om te gaan met zijn jongens, zij tolereren hem ontegensprekelijk
Wie hem echter niet meer tolereert, is zijn buurvrouw Sien, zij spuwt hem uit, zij walgt van hem, ze ging hem net niet aangeven bij de zedenpolitie. Zij wou zijn oude mankelieke moeder sparen, want die verschaft hem nog steeds gratis kost en inwoon, onze kleine noemt zij hem, het (glad) halfslachtig mormeltje heet Johnny. Dat vertelde Sien me onlangs, ziedend kwaad op haar vieze onderbuurman, opgewonden van boosheid en meer nog: van constante schrik. Sien is een gewezen vriendin van mij, niet in de volledige liefdeszin, wat zij mij expliciet is blijven kwalijk nemen, ik kreeg jarenlang geen groet en zelfs geen blik meer van haar. Maar nu houdt ze me staande op straat, ze wil haar gemoed luchten. Het gaat dus over Johnny, die een verschrikkelijke viespeuk lijkt te zijn. Ja, die hangt, dacht ik meteen, betrapt op seks met minderjarigen, in het openbaar, en Sien had dat gezien. Afschuwelijk!
Neen, mis! Het verhaal klonk meer dan lichtjes anders, met een flinke afwijking naar de ongewilde sekspartner, het ging om Sien zelf, ze was belaagd geweest door Johnny, bij nacht.
Drie avonden na mekaar, telkens om klokslag middernacht, had de bovenste deurbel van haar appartement gerinkeld, met aandrang zelfs. Sien was de eerste keer compleet verstijfd, aan de grond genageld van angst, nauwelijks in staat om te bewegen en te gaan spieden door het spionnetje. Omdat het gebel indringend aanhield, was ze toch met voorzichtige pasjes richting deur gewandeld en had ze stiekem door het piepgaatje gekeken, om dan meteen een doodskreet (haar woorden) te slaken.
Wat had ze tot haar totale verbijstering gezien: iets wat een afgrijslijk zicht was, precies een lijkbleke dode die tot leven was gekomen. Dat leidde ze af uit één rechtopstaand lichaamsdeel dat intensief gestreeld werd door dat spookachtige wezen, het betrof onze kleine van beneden, met zijn veertigjarige penis in aanslag richting Sien, het was blote Johnny, naakter dan de nacht en geiler dan een zwijn dat het varken kwam uithangen. Vijf tergend lange minuten heeft hij daar met zijn fluit staan spelen, vertelt Sien me – haast in tranen – de ene hand aan de bel en de andere aan zijn spel. Ze kan niet zeggen of hij zijn verzadigingspunt had bereikt, maar zij wel, ze was neergekatapulteerd – niet van het zaad – maar van het puur perverse kwaad aangericht door een losgeslagen en losbandige man die zijn hitsige driften kwam botvieren op een alleenstaande dame, die niet voor hem klaar- noch openstond (besloot ze). Dat opgedrongen sekstafereel had zich nog tweemaal herhaald, met dezelfde ongelijkwaardige partners, op dichte afstand, de deur belette het directe neuken. Jawel, klaagde mijn vroegere vriendin, nog steeds moreel beproefd, mentaal moe van mannen, tot haar grote onbevrediging.
Tja, nu versta ik nog minder van al dat kwispelend en kirrend volk, zoals om te beginnen die bizarre Johnny. En eigenlijk begrijp ik Sien ook niet. Ik had aangedrongen dat ze toch klacht zou neerleggen bij de politie. Nee, dat vond ze de moeite niet waard, het was maar drie (3) keer voorgevallen, hij had haar bovendien niet aangeraakt, en zij was al bijna vergeten hoe hij er naakt had uitgezien. Het was uiteraard schrikken geweest, een nachtmerrie zelfs, ze droomde er nog wel eens van, maar in een seksfilm op TV ziet ge soms meer, om nog te zwijgen van de porno op internet… Hallo seg, wat een rare wereld, zei ik tegen mezelf, een kindse man die ganser dagen op jongens jaagt en bij nacht zijn geilheid probeert kwijt te schieten op een eenzame buurvrouw, die eerst hevig schrikt, maar de feiten daarna minimaliseert, het lijkt enkel nog haar kapstok-onderwerp om mij weer aan te spreken. Zo raakt de sluimerend erotische kringloop bij iedereen in de knoop: een carrousel van onbedwingbare zwoelte en al dan niet toegelaten pret, waarin zoveel mensen verloren lopen. Tot iemand, zoals ik, de ware vindt, dan worden we netjes en praten we niet meer uit bed. Tot zóver de seks.