Elie Wiesel, Nobelprijswinnaar voor de Vrede en overlevende van de Holocaust, stierf vorige zaterdag 2 juli op 87-jarige leeftijd. Zijn woorden hebben miljoenen mensen over de hele wereld geïnspireerd.
Elie Wiesel werd in 1928 geboren in Roemenië. Toen hij 15 jaar was, werd hij gedeporteerd naar het concentratiekamp Auschwitz. Hij verloor er zijn moeder en een zus. Elie Wiesel zelf, die ook in het concentratiekamp Buchenwald verbleef, overleefde de gruwel.
Wiesel zal “in deze dagen van haat en fundamentalisme” erg gemist worden, aldus het internationale Auschwitz-comité. Hij werd na zijn bevrijding een fervent voorvechter van de mensenrechten. Zijn woorden hebben miljoenen mensen over de hele wereld geïnspireerd. Enkele voorbeelden:
‘Geen enkel ras is meerderwaardig, geen enkel geloof is minderwaardig. Alle collectieve veroordelingen zijn verkeerd. Alleen racisten doen dat.’ (interview uit 1992 in het magazine Parade)
‘Wie naar getuigen luistert, wordt zelf getuige.’ (op de internationale conferentie The Legacy of Holocaust Survivors in 2002)
‘We moeten partij kiezen. Neutraliteit is in het voordeel van de onderdrukker, nooit in het voordeel van het slachtoffer. Stilte moedigt de beul aan, nooit de gefolterde. Soms moeten we ingrijpen. Als menselijke levens in gevaar komen, als de menselijke waardigheid op het spel staat en nationale grenzen en gevoelens irrelevant worden. Overal waar mannen en vrouwen vanwege hun ras, religieuze of politieke overtuiging vervolgd worden, moet die plaats – op dat moment – het centrum van het universum worden.’ (Bij de ontvangst van de Nobelprijs voor de Vrede, 1986)
‘Daadkracht is de enige remedie voor onverschilligheid: het meest verraderlijke gevaar van allemaal.’ (Bij de ontvangst van de Nobelprijs voor de Vrede, 1986)
‘Geen enkel menselijk wezen is illegaal.’ (Bij de ontvangst van de Nobelprijs voor de Vrede, 1986)
‘Diep gelovige mensen wisten zich geïnspireerd en gesteund door hun vertrouwen op God. Maar voor mij geldt dat niet, voor mij geeft niet God, maar de Spiegel de doorslag. Als ik voor de spiegel sta, is er maar één rechter – en dat ben ik zelf. ‘ (uit Knack 2007)
‘Nooit zal ik die nacht vergeten, de eerste nacht in het kamp, die mijn leven heeft veranderd in één lange nacht, zeven keer vervloekt en zeven keer bekrachtigd. Nooit zal ik die rook vergeten. Nooit zal ik de gezichtjes vergeten van de kinderen van wie ik de lichamen in rookpluimen zag veranderen onder een stille blauwe lucht. Nooit zal ik die vlammen vergeten die mijn geloof voorgoed verteerden. Nooit zal ik die nachtelijke stilte vergeten die me tot in alle eeuwigheid beroofde van de wil om te leven. Nooit zal ik die momenten vergeten, die mijn God en mijn ziel vermoordden en mijn dromen in as veranderden. Nooit zal ik deze dingen vergeten, ook al ben ik gedoemd om even lang te leven als God Zelf. Nooit.’ (Uit het boek ‘Nacht’).