DONDERDAG. Kant dacht, als kind van de Verlichting, dat een plichtenleer voortkwam uit een redenering. Diezelfde vergissing beging Socrates ook al, die dacht dat je slechts uit onwetendheid het kwade kon doen. In feite maakt de hele westerse filosofie, van Socrates tot Kant, deel uit van een intellectualistische traditie die in laatste instantie een pathologie van het denken is. Want zo werkt dat niet. We beredeneren het goede niet, we handelen uit dierlijk eigenbelang, en onze morele goedheid is louter het gevolg van groepsegoïsme.
Echt denken ontstaat niet op het niveau van het intellect! Het ontstaat niet in de neocortex, in onze ingenieurshersenen, het ontstaat op het niveau van onze diepe intuïtie, onze thalamus, onze krokodillenhersenen om zo te zeggen. Die elkaar bestrijdende systemen worden geïntegreerd in ons limbisch systeem, onze emoties of zoogdierenhersenen.
Het zoogdier in ons verlangt naar koestering en dus naar groepsvorming. Meer is het niet. Onze goede oprispingen zijn au fond onze krokodillentranen.