Het was toch een onmogelijkheid om het antisemitisme in wetten vast te leggen? Hoe kon je vaststellen wie Jood was en wie niet? ‘Aan mij kunnen ze het natuurlijk zien,’ sprak Brieger en wees olijk op zijn grote neus. ‘Maar de meeste Duitse Joden zijn zo geassimileerd dat het alleen nog van henzelf afhangt of zij zich Jood noemen of niet. Zo had je die oude bankier meneer Dessauer. Meneer Dessauer vindt zijn naam te Joods klinken. Dus verandert hij hem en zegt: van nu af aan heet ik Dessoir. Komt meneer Kohn meneer Dessoir tegen in de tram. Zegt hij: “Goedendag, meneer Dessauer.” Zegt meneer Dessoir: “Neemt u mij niet kwalijk, meneer Kohn, maar ik heet tegenwoordig Dessoir.” – “Pardon, meneer Dessoir,” zegt meneer Kohn. Twee minuten later noemt hij hem toch weer Dessauer. “Pardon: Dessoir!” verbetert meneer Dessoir streng. “O ja, natuurlijk!” Meneer Kohn put zich uit in excuses. Bij de volgende halte stappen ze allebei uit en moeten een eindje dezelfde kant op. Vraagt meneer Kohn onderweg: “Kunt u me zeggen, meneer Dessoir, waar hier ergens een urinauer is?”