Hij probeerde te glimlachen, maar het wilde niet lukken. Drukkend legde zich een loodzware duisternis op hem. Het hoesten dreigde hem pijnlijk te verstikken, vlak en piepend joeg zijn adem. Hij voelde duidelijk dat zijn hart het niet bijhield… Zo loopt het dus af, dacht hij verrast en zonder spijt. Het bloed suisde in zijn oren en vertelde kwellende verhalen, zonder begin en zonder einde, die zich in pedante bochten zinloos in elkaar verstrengelden en als zeepbellen voor zijn geopende ogen uiteenspatten. Als een weerzinwekkend, hard vreemd voorwerp lag zijn tong ingeklemd tussen keelholte, gehemelte en tanden.