De slinger slaat door naar onvrijheid
We leven in 2019. Laten we even een generatie terug in de tijd gaan – dertig jaar geleden, in chronologische volgorde:
- Valentijnsdag 1989: de dag dat ‘fatwa’ een begrip werd; Iraanse leider Ayatollah Khomeini verklaart de schrijver Salman Rushdie (Satanische Verzen) vogelvrij en roept alle moslims op hem te vermoorden, met een prijs van een miljoen dollar op zijn hoofd.
- Juni 1989: massale studentenprotesten voor de vrijheid, op het immense Tiananmenplein in Peking – NB het ‘Plein van de Hemelse Vrede’ – worden letterlijk aan flarden geschoten. Tot op de dag van vandaag weet niemand met hoeveel doden tot gevolg.
- November 1989: de Muur van Berlijn wordt doorbroken en honderdduizenden trekken van Oost naar West, op zoek naar vrijheid. Het begin van het einde voor de totalitair-socialistische staten van Oost-Europa en, kort nadien, voor de hele Sovjet-Unie.
Welke van die historische gebeurtenissen is de belangrijkste, de meest beslissende?
Lange tijd heeft het er naar uitgezien dat de laatste gebeurtenis doorslaggevend zou zijn: de val van het communisme was de finale bekroning van twee wereldoorlogen en van een koude oorlog. Begin jaren 1990 voorspelde de Amerikaanse politicoloog Francis Fukuyama zelfs ‘het einde van de geschiedenis’: de strijd der ideologieën was definitief gestreden. Het westen – de combinatie van individuele vrijheid, economische vrijheid (eigendom, contract, markt) en internationale vrijheid (handel) – had gewonnen.
- Religie is terug. Onwezenlijk bijna voor wie is opgegroeid in het seculiere westen. Islamitisch totalitarisme, en alle minder extreme geloofsvarianten, zijn alive and kicking, en zijn geëxporteerd naar onze gewesten via immigratie zonder integratie;
- Rusland is terug, trots, geografisch machtig, ondemocratisch, antiwesters, altijd op zoek naar buitenlandse bedreiging. Al meer dan 1000 jaar lang zo geweest;
- Nog veel verder terug gaat het imperiale China. Dat is niet ‘verwesterd’ maar is Chinees gebleven, communistisch en staats-kapitalistisch, de eerste ‘data-autocratie’ van de 21ste eeuw, die de digitalisering voor controle en onderdrukking aanwendt – op weg naar 2084 i.p.v. 1984;
- Democratie, persvrijheid, vrijheid van meningsuiting, academische vrijheid: ze zijn allemaal, stelselmatig en gedocumenteerd op de terugweg, zelfs binnen Europa;
- Volgens diverse peilingen zou een belangrijk deel van de jongeren geboren na 1980 (de Millennials en Generatie Z), zowel in de VS als in Europa, ‘socialisme’ verkiezen boven ‘kapitalisme’. Een substantiële meerderheid van die jongeren is in elk geval gewonnen voor ‘meer overheid’ en dus ook voor minder ‘markt’.
Ik zet ‘socialisme’ en ‘kapitalisme’ tussen aanhalingstekens omdat ik betwijfel of die jongeren wel weten waarover ze het hebben. Ik betwijfel of ons onderwijs hen het verschil tussen ‘kapitalisme’ en ‘socialisme’ goed heeft uitgelegd, en of ons onderwijs hen de geschiedenis van beide enigszins heeft bijgebracht.
Wat er ook van zij: alle grote trends van onze tijd – religie, Rusland, China, de klassieke persoonlijke en politieke vrijheden, de ideologische overtuigingen – ze slaan allemaal door richting onvrijheid. Misschien overdrijf ik. Misschien is wat we meemaken een welkome correctie op een slinger die te ver was doorgeslagen, richting het verfoeide ‘neo-liberalisme’.
Dat ‘neo-liberalisme’ is intussen een scheldwoord van mythische proporties, een gecultiveerde Pavlovreactie die politici, activisten, journalisten en experten – vaak zijn dat allemaal activisten – projecteren op alles wat misloopt volgens hun persoonlijk en meestal fors-links ideologisch wereldbeeld, en dat ik in België regelmatig naar mijn hoofd geslingerd krijg.
Over welk ‘neo-liberalisme’ heeft men het dan, vraag ik mij af?
- Als men bedoelt het vervangen van staatsmonopolies door markten, dan word ik graag neoliberaal genoemd. In plaats van de fameuze Franse MiniTel – voor de jongeren: een soort telefonische teletekstmachine, geleverd door de Franse PTT op kosten van de Franse belastingbetaler – kregen we de PC, de laptop, het internet, de iPhone, de app-economie, en ga zo maar door. Waar de versleten staatserfenis van de oorlogseconomie daadwerkelijk werd vervangen door echte markten en echte concurrentie, heeft dat vooral enorme vooruitgang gebracht. Al die grote kapitalistische bedrijfssuccessen zijn helaas te vaak Amerikaanse ondernemerssuccessen, wat natuurlijk boekdelen spreekt over de culturele ‘inworteling’ van kapitalisme in onze contreien.
- Als men bedoelt het vervangen van grenzen en conflicten door samenwerking en vrijheid om van de wereld onze thuis te maken, dan word ik graag neo-liberaal genoemd. Het inruilen van economisch nationalisme door economische globalisering is het meest succesvolle ontwikkelingsproject in de geschiedenis van de mensheid: nog nooit zijn zoveel mensen op zo een korte tijd er zoveel in welvaart en welzijn op vooruitgegaan. Er zijn letterlijk miljarden mensen uit de armoede getild op de golven van de kapitalistische globalisering. Globalisering was een gemakkelijk doelwit voor de antikapitalisten en de anders-globalisten, tot we nu beginnen te zien – onder Trump, Putin en Xi – wat het alternatief is. Nu hoor ik zeer weinig klagen over globalisering en zeer veel klagen over het verval van de globalisering.
- Als men bedoelt het terugdringen van de staat, ‘rolling back the frontiers of the state’ zoals Margaret Thatcher dat ooit noemde, dan is ‘neo-liberalisme’ pure fictie. Het overheidsbeslag, de globale belastingdruk, de globale reguleringslast, de welvaartsstaat: ze zijn allemaal blijven toenemen of zijn nauwelijks afgenomen, zelfs in verhouding tot de totale groei van de economie.
Er is dus perceptie en er is realiteit. De perceptie van ‘neoliberale triomf’ of van ‘marktfundamentalisme’ – afhankelijk van uw ideologische positie – is langs beide kanten van het politieke spectrum gevoed: door de socialisten en hun medestanders als vijandbeeld en door de liberalen en hun medestanders als overwinningsclaim, als woorden over daden; we kunnen daar in België van meespreken. Wie niet de perceptie maar de realiteit volgt, moet vooral concluderen dat er te weinig neo-liberalisme is doorgevoerd. Niet genoeg echte markten – die vergen zeer waakzame overheden – niet genoeg echte concurrentie, niet genoeg echte openheid. Nog te veel oligopolie, te veel politisering, te veel overheidsinmenging.
Maar dat zijn intellectuele inzichten. Wat telt in de politiek zijn, ‘events, dear boy, events’ (Harold Macmillan). We zijn allemaal, willens nillens, kinderen van onze eigen tijd, geboetseerd door de gebeurtenissen van onze tijd. Wie, zoals velen hier aanwezig en zoals ikzelf, de stagflatie van de miserabele jaren 1970 heeft gekend, wie de nadagen en de einddagen van de Koude Oorlog bewust heeft beleefd, wie het socialisme heeft zien imploderen, kijkt anders naar de wereld dan de generaties die hun volwassenheid hebben gevonden in de aanslag op de World Trade Center in NYC, in de oorlog in Irak, in de bankencrisis van 2008, in de eurocrisis, in de burgeroorlogen in het Midden-Oosten, in het islamitische terrorisme, of in de vluchtelingencrisis.
De slagschaduw van al de crises verklaart veel van het nieuwe marktantagonisme en nieuwe dieplinkse verlokking. De jeugd is onze toekomst en we zullen de vrijheid moeten verdienen om ze te behouden. De vraag die ik vandaag met jullie wil bespreken, of beter wil initiëren, is wat we moeten doen om te vermijden dat we de vrijheid een langzame dood laten sterven. Wat we moeten doen om de lokroep van onvrijheid niet te laten domineren. Waar ligt de sleutel in deze strijd? Ik wil het met u hebben over de nieuwe strijd voor de vrijheid.
De prijs van de vrijheid: de strijd om vrijheidswaarden
Laat mij een open deur intrappen. Vrijheid is losbandigheid zonder waarden:
- Zonder de waarden die ons persoonlijk gedrag vormen;
- Zonder de waarden die ons gedrag als burger in het grotere geheel van de samenleving vormen;
- Zonder de waarden die het gedrag van gezaghebbers en onderdanen sturen;
- Zonder de waarden die het gedrag van organisaties en bedrijven schragen.
Mijn stelling is dat de slinger doorslaat richting onvrijheid omdat we de vrijheidswaarden verwaarlozen, en al lang verwaarlozen. Ik geef enkele voorbeelden.
-
- De financiële crisis die begon met de ‘sub-prime’ huizencrisis in de VS was een calamiteit met vele oorzaken, een ramp met vele vaders. Maar je kan er niet omheen dat te veel mensen, op te veel niveaus, gedurende veel te lange tijd, verantwoordelijkheid hebben gemeden om geldgewin te garanderen. De financiële crisis is daarom ten gronde een morele crisis.
-
- Die financiële crisis is onderdeel van een nog bredere en nog langere crisis van onze westerse samenlevingen: een crisis van boven onze stand te leven, van permanente schuldverslaving. Of het nu gaat om overheden, bedrijven of gezinnen: overal en in steeds toenemende mate wordt er gekozen voor geldgewin op korte termijn in plaats van voor verantwoordelijkheid.Nu zijn er economen die u kunnen uitleggen dat schulden maken gezond is, dat permanent schulden maken onderdeel is van permanent economisch groeien. Dat kan zijn. Maar dat de schuldgraad globaal blijft toenemen, jaar na jaar, bewijst toch dat we het punt van economische rendabiliteit al lang zijn gepasseerd.Maar wat zit er achter die schuldverslaving? De oudere generaties met vermogen kunnen interest verdienen. De huidige generaties kunnen profiteren van de schulddoping. En de volgende generaties mogen de rekening oprapen. We verslaven de toekomst met schulden. Dat is geen vrijheid. Economische groei is niet het hoogste goed, zeker niet wanneer het de moraliteit van groei ondermijnt. En dat doen we dus op grote schaal.
- Onze schuldverslaving strekt zich uit tot de welvaartsstaat. Die belooft uitkeringen in de toekomst zonder te sparen in het heden. Dat is een impliciete schuld. De welvaartsstaat vervelt inmiddels tot een slow-motion piramidespel, met de jongere generaties als gedupeerden. Er zit een diepe morele weeffout in wat doorgaat als de ultieme bekroning van sociaal beleid.De welvaartsstaat heeft veel van wat tot de essentie van het menselijk verantwoordelijkheidstraject behoort – werken voor een inkomen, voor kinderen zorgen en hen opleiden, zorg dragen voor onze gezondheid – afgewenteld op een systeem dat echte intermenselijke solidariteit inruilt voor anonieme belastingen/bijdragen. Daar hebben we als samenleving een prijs voor betaald.Het betalen van belastingen aan het systeem wettigt de abdicatie van persoonlijke verantwoordelijkheid en transformeert elke behoefte in een claim op het systeem. Zo prolifereren belangengroepen met hun specifieke claims, en draaien we de vijzen van betalen en krijgen steeds verder aan, voor iedereen. Georganiseerde onvrijheid. De welvaartsstaat heeft het vrijheids-DNA van onze samenleving veranderd. Wie het durft te hebben over persoonlijke verantwoordelijkheid wordt verweten te willen ‘privatiseren’. Alsof het uitgangspunt niet de persoon maar de staat is. Zover is het a priori van publieke antwoorden op private behoeften gekomen.
- Dat groepsdenken en die claimcultuur slaan over op de democratie, waar ze de waarden van het democratisch burgerschap ondermijnen. Elke kiezer is zijn eigen belangengroep. De moderne democratie is weinig meer dan de steeds toenemende verkaveling van de samenleving in belangengroepen. Er is geen algemeen belang meer.
Daarin ligt een grondoorzaak van de inflatie aan politieke partijen met hun eigen niche, waardoor democratische meerderheden aartsmoeilijk worden, niemand nog kan beslissen en niemand nog electoraal verantwoordelijk kan worden gehouden. Dat ondermijnt de legitimiteit van democratie en maakt onvrije alternatieven aantrekkelijk.Daarin ligt een grondoorzaak van de populistische antiliberale verlokking die overal de kop op steekt en die drijft op antagonistisch groepsbelang en groepsafgunst.Daarin ligt een grondoorzaak van beroepspolitici die in de politiek zitten om politiek te overleven dankzij de bediening van hun specifieke groepsbelangen.Daarin ligt een grondoorzaak van een democratische debatcultuur die alleen nog gaat over belasten en herverdelen ten bate van deze of gene groep, en die dus intrinsiek verdelend en polariserend werkt, wat uiteindelijk de democratie verder versnippert.
Oorlog en armoede waren eeuwenlang het bindmiddel van onze westerse samenlevingen die dreven op sterke persoonlijke en collectieve moraal, gesmeed in gemeenschappelijke strijd en in persoonlijke offers, geolied door religie, gevoed door onderwijs met een duidelijke opvoedingsmissie. Intussen kennen we al meer dan drie generaties vrede en welvaart. Dat is fantastisch, ongekend sedert de Romeinen. Maar we weten van diezelfde Romeinen dat de gewenning aan vrede en welvaart kan leiden tot verval, decadentie en uiteindelijk tot ondergang.
We leven in een samenleving waar:
- de klassieke groepsmoraal – van de familie, van het ‘ras’ of de natie, en van de religie – is weggedeemsterd of bewust is weggezuiverd;
- Culturele identiteit en moraliteit zijn ingeruild voor cultuurrelativisme;
- Onderwijs is gedegradeerd tot een instrument voor diplomaproductie en nivellering;
- Ongelijkheid en armoede is niet langer een stimulans zijn voor hard werken en opoffering, maar een excuus voor werkloosheid, drugs, criminaliteit, ja zelfs terrorisme.
Onze waardeschaal is gekanteld. Waarden van plicht, van inspanning, van gezag en van verdienste – waar hoor je die woorden nog? – zijn ingeruild voor oppervlakkige ambities van recht, van welzijn, van tolerantie en van gelijkheid: materialistisch reductionisme. We missen een hoger doel. Er is een tekort aan zingeving die persoonlijk gedrag stuurt richting een gedeeld algemeen belang. De decadentie is niet veraf.
De erosie van de persoonlijke moraal is een existentieel gevaar voor de vrijheid. Zonder intern kompas kan de samenleving niets anders zijn dan een eindeloos en stuurloos opbod van materiële belangen. Hoeveel van het private, publieke en politieke discours gaat uitsluitend over wat iemand of een groep zou moeten krijgen, in plaats van wat die zou moeten doen?
Zonder vrijheidswaarden ontaardt vrijheid in chaos en hedonisme. Zonder vrijheidswaarden ligt het terrein braak voor de dromers van de maakbare maar vooral onvrije samenleving, wat hun ideologische oriëntatie ook moge zijn: gisteren de socialistische utopie, morgen de ecologische utopie. In het morele vacuüm zullen bewegingen stappen die niet de moraliteit van vrijheid maar de moraliteit van onvrijheid zullen claimen.
We weten wat volgt: zodra de slinger te ver doorslaat richting onvrijheid, zijn niet langer de veronderstelde uitwassen van vrijheid zonder verantwoordelijkheid het doelwit, maar wel de vrijheid tout court. Vrijheid is dus geen economisch project. Het is geen politiek project. Het is een moreel project. Die morele medaille heeft twee kanten: er is de moraliteit van vrijheid met verantwoordelijkheid, die ik dus als verwaarloosd en bedreigd beschouw. Maar er is ook de onderliggende, diepere moraliteit van vrijheid als een intrinsiek goed. Dat gaat naar het hart van ons samenlevingsmodel. En precies dat model staat dezer dagen evenzeer ter discussie.
Vrijheid als beschavingsstrijd
Ons vrijheidsmodel is een cultuurmodel, een ‘beschavingsmodel’ dat teruggaat naar de Verlichting, die zelf onlosmakelijk verbonden is met het humanisme en met de joods-christelijke tradities. De idee van een samenleving en een staatsordening waarin het individu en individuele vrijheid centraal staan in elke sfeer, is de vrucht van de westerse beschaving en is zonder de geschiedenis van die beschaving ondenkbaar.
- De scheiding van kerk en staat;
- De fundamentele gelijkheid van elke burger voor de wet;
- De bescherming van vrijheidsrechten als fundamentele mensenrechten;
- De erkenning van arbeid, eigendom en kapitaal als economische dimensies van menselijke vrijheid;
- De sociale bescherming die de vrijheid praktisch haalbaar wil maken.
Het zijn stuk voor stuk producten en fenomenen van ontwikkelde westerse landen, landen die in die optiek allemaal fundamenteel liberaal zijn. Onze interne politieke verschillen, hoe groot ze soms ook zijn, zijn wezenlijk alleen gradatieverschillen. De toekomst van de vrijheid is daarom ook de toekomst van het Westen in de wereld, en de toekomst van het westerse samenlevingsmodel.
Tegen 2050 zal Europa minder dan 5 percent van de wereldbevolking uitmaken. Naar schatting één op zes van die Europeanen zal moslim zijn, of van moslimorigine. De Verenigde Staten van Amerika is nog steeds een onvolwassen natie. Het Amerika dat ons in de twintigste eeuw de Pax Americana bracht, was de directe afstammeling en ook de bekroning van de westerse verlichtingsidealen en van de Britse rule of law traditie. Het is een open vraag in welke richting de VS zal evolueren naarmate niet die cultuur-historische erfenis, maar wel de Aziatische en Latijns-Amerikaanse en andere minderheden politiek gaan domineren. Het is een open vraag hoe diezelfde VS zal evolueren in een wereld die het niet meer met een gelijkgestemde beschaving moet delen. We zien daarvan alvast een eerste destructieve waarschuwing met het vijandige isolationisme van Trump.
Europese landen hadden ooit de ambitie om via kolonisering de rest van de wereld te beschaven naar hun beeld en gelijkenis. In de twintigste eeuw hebben dominerende westerse landen de institutionele consecraties van hun vrijheidswaarden internationaal als universele waarden gepromoot en ook deels via internationale verdragen en instellingen verankerd. Paradoxaal genoeg hebben ze tegelijkertijd het cultuurhistorische DNA daarvan ontkend en bedolven onder politiek correct cultuurrelativisme. Wat wij oprecht als universeel zien, zien anderen oprecht als westers.
Strijdpunten
Er is geen quick fix, geen toverformule. We staan voor een lange weg. Het gaat over fundamenten. Maar er zijn ook concrete strijdpunten in de nieuwe strijd om de vrijheid, er zijn aanwijsbare veldslagen te voeren in de bredere strijd. Ik vermeld er enkele als afsluiter. Ik formuleer ze als vragen, want voor antwoorden is het te vroeg.
-
- Het internet en de digitalisering vormen de grootste economische transformatie van onze tijd. Zullen we die vernieuwing gebruiken voor meer vrijheid of voor meer onvrijheid? Dat is de kernvraag nu we op de drempel staan van regulering. Het internet is zijn pioniersschoenen ontgroeid en brengt ons naar de data-economie.We zullen in de digitale sfeer de economische rol van de overheid en de werking van eigendom en markt opnieuw definiëren. Ik hoor veel stemmen voor meer regulering, meer belastingen, meer nationale of Europese kampioenen. Ik hoor weinig over persoonlijke eigendomsrechten op data, over informatie en marktwerking. En er is de lokroep van schaal, van feitelijk monopolie in een monsterverbond tussen internetgiganten en overheden: China.Als we niet opletten, zal de digitale wereld de echte wereld verknechten, de vrijheid en privacy vervangen door het alziende digitale oog. Dat vergt heus geen totalitaire verlokking. Dat vergt alleen een samenleving die veiligheid en verantwoordelijkheid niet meer afdoende kan bekomen door goede burgers en goed bestuur. Digitale controle wordt dan het redelijke en wenselijke alternatief voor zelfcontrole. We zetten al stappen in die richting.
- Wat wordt de toekomst van globalisering nu Washington zelf de zogenaamde ‘Washington consensus’ verwerpt en internationale handel is ingeruild voor internationale verdeeldheid? Glijden we verder van het hellend vlak dat handel met geopolitiek vermengt, dat teruggaat naar de eerste globalisering die is uitgemond in de Eerste Wereldoorlog? Kunnen Europa en Amerika nog samen leiden door het goede voorbeeld te geven, of zijn Trump en het populisme nog maar het begin van het einde?
- Waarheen gaat de Europese Unie? Blijft Europa een baken voor vrijheid, openheid en eerlijke concurrentie? Of laten we ons verleiden tot economisch nationalisme, Europese stijl? Als Brexit plaatsvindt, staat de deur open voor de aloude Duitse en Franse drang naar verlicht staatskapitalisme. Voor nieuwe Duitse en Franse dominantie, voor vermenging van economie en politiek, zijn wij niet bij de EU gegaan.Is Europa een uitgebluste vulkaan of kan het zijn Europese identiteit opnieuw zowel nationaal als transnationaal uitdragen en verdedigen? De bedreiging van de vrijheid is de bedreiging van Europa. We kunnen in die bedreiging de bestaansreden van de Europese Unie heruitvinden. Dat vergt ook een cultureel en moreel reveil, met inbegrip van een Europees assimilatieproces voor immigranten, met duidelijke lijnen over de interactie tussen vrijheid, gelijkheid en religie. We moeten de identiteit van Europa en de Europese identiteit herbevestigen.
- Is er een rationeel antwoord op de klimaatuitdaging of leidt collectief internationaal onvermogen tot nationale klimaathysterie die ontspoort in een lukraak opbod van belasten en verbieden, die ons meesleurt in existentieel pessimisme? We staan op het punt om richting dat laatste te kantelen.Er is de politieke recuperatie van de oorspronkelijke klimaatmarsen door groen-linkse activisten en intellectuele sjerpa’s die de hele economische ontwikkeling in een dwangbuis willen steken. Het klimaat is voor extreemlinks het alibi om te kunnen afrekenen met het kapitalisme. Dat kapitalisme, met al zijn gebreken, berust fundamenteel op economische vrijheid vertaald in eigendom, handel en markten. Er is de superioriteit van het klimaat als existentiële prioriteit die de mens en de mensheid als een bedreiging wegzet. De klimaatagenda deelt met het communisme en het islamisme een ideologie die de mens ondergeschikt maakt aan een absoluut hoger doel. Dat is de natuurlijke opstap naar absolutisme en mensontering, zoals in de communistische en islamitische dictaturen.Er zijn alternatieven. Mobiliteit, infrastructuur, transport, urbanisatie, en energiebronnen zijn daarbij de assen. Steden, bedrijven en overheden zijn daarbij de speerpunten. Mits een slimme combinatie van regulering en investering, kunnen we ecologie, economie en welzijn verbinden. Dan zullen we vrijheid, vooruitgang en verantwoordelijkheid verbinden. Infrastructuurvernieuwing, prijsincentives, groene belastingen en investeringen voor onderzoek en ontwikkeling kunnen ecologische duurzaamheid genereren door een gezonde combinatie van marktwerking en overheidsinvesteringen. Maar hun impact op kostencompetitiviteit vergt internationale coördinatie in een tijdsgewricht van nationalisme. Als die piste gesloten blijft, rest alleen arbitraire politieke keuzes, of erger.
- Kan onderwijs opnieuw een centrale beschavings- en opvoedingsmissie krijgen? Of blijven we het onderwijs verder economisch ‘instrumentaliseren’ en nivelleren in een bad van politieke correctheid? Kunnen we kwaliteit en de autoriteit van de leraar in ere herstellen en onderwijs opnieuw doen onderwijzen?
- Kunnen we sociale en fiscale rechtvaardigheid herdefiniëren voor de toekomst? Kunnen we het eindeloze opbod van herverdeling en claims inruilen voor een discours dat verantwoordelijkheid, inspanning, kansen en echte solidariteit combineert? Kunnen we grenzen trekken en de dimensie van persoonlijke verantwoordelijkheid organiseren? Kunnen we een generatieperspectief aanhouden? Kunnen we daarin de rol van overheid, markt, organisaties, gemeenschap en gezin herbenoemen? Kunnen we de fobie voor ongelijkheid loslaten, de goede gelijkheid van vrede en succes omarmen en de slechte gelijkheid counteren met investeringen voor kansen voor de kansengroepen? Kunnen we de sociale bescherming focussen en ons losmaken van de welvaartsstaat die, geboren in de armoede na de Tweede Wereldoorlog, alles voor iedereen moest en wou brengen, van de wieg tot het graf? Kunnen we belastingen zien als morele keuzes voor verantwoordelijkheid en solidariteit, als bestedingen in een gezamenlijk project dat de samenleving verbindt, en niet als instrumenten voor herverdeling om de herverdeling en voor social engineering?
Ik ben er diep van overtuigd dat we wat lange tijd (post-1968) werd weggezet als vrijheids-berovende conservatieve waarden moeten herontdekken en vernieuwen als vrijheids-faciliterende waarden zonder dewelke vrijheid degradeert tot zinledig en destructief materialisme
De lijst is onvolledig. Maar ze is al lang genoeg. Lang genoeg voor iedereen om te beseffen hoever het gekomen is en hoe diep en breed de uitdaging is. Ik ben er diep van overtuigd dat we wat lange tijd (post-1968) werd weggezet als vrijheids-berovende conservatieve waarden moeten herontdekken en vernieuwen als vrijheids-faciliterende waarden zonder dewelke vrijheid degradeert tot zinledig en destructief materialisme. Ik ben er diep van overtuigd dat zonder de herontdekking van die moraal, de vrijheid zelf objectief en proefondervindelijk als maatschappelijk, economisch en menselijk bedreigend kan en zal worden bestreden. Ook die weg is al ingeslagen.