Artikel uit Knack – 20 maart 2019
Op een drukke ochtend in het treinstation van Landen probeert een bepakte student met krukken zich in evenwicht te houden op de betonnen trap. Moeizaam daalt hij af, trede na trede, straks volgt dezelfde belanceeroefening naar boven. Reizigers schieten hem voorbij en doen vooral hun best om van het gestuntel weg te kijken. Het tafereel is niet te zien in het station van een grootstad, niet in de anonimiteit van een kolkende massa, maar in een typisch Vlaams uit de kluiten gewassen dorp van 15.000 inwoners. Hoewel de trein naar Brussel nog een eind weg is, doet werkelijk niemand de moeite om de jongeman een handje te helpen. En mocht het voor iemand een verschil maken: de student was geen zwarte, Marokkaan of transgender, maar een blanke jongeman. ‘Eentje van bij ons’, zoals ze dat in sommige kringen zeggen.
Steeds vaker stel ik me de vraag of ik nog wil vechten voor deze samenleving, en of dit wel ‘de mooiste plek’ is om te leven.
En goed, je kunt zeggen dat je oog moet blijven hebben voor het positieve: de studenten die de straat op gaan voor het klimaat, de kortstondige momenten van solidariteit zoals de Warmste Week, de mensen die hun nek wél uitsteken. Ik kan me evenwel niet van de indruk ontdoen dat de grote massa in dit Vlaamse land steeds decadenter, egoïstischer en apathischer wordt. De pendel ’s ochtends en ’s avonds doet me denken aan een stroom zombies voor wie het verschil tussen leven en dood akelig klein is geworden. Dat maakt me kwaad en opstandig. Deze samenleving kent dankzij de offers van vele opeenvolgende generaties welvaart, veiligheid en vrijheid. Maar onze medemenselijkheid beperken we tot onze naasten. En dan nog: ook onze kinderen dumpen we in overvolle scholen en onze ouderen in onderbemande rusthuizen. Sommigen doen dat misschien nog uit economische noodzaak, anderen omdat ze de laatste nieuwe BMW, Porsche of Landrover belangrijker vinden.
Menselijkheid en respect worden uitbesteed aan de Filipijnse verzorgster in het bejaardenhuis, de thuisverpleegster die van het ene adres naar het andere holt, de leerkracht die in zijn overvolle klas ook nog eens de rol van de ouders op zich neemt. En vinden we geen mensen meer om menselijk te zijn, dan nemen we wel een knuffelrobot.
Het is natuurlijk allemaal de schuld van een ander: van de Chinezen (mea culpa), van Europa, van de rijken, van de migranten. Je zou verdorie haast beginnen te hopen dat de Chinezen hier de boel komen overnemen, zoals ze ginds burgers punten geven voor hun sociale verantwoordelijkheid. En als die apathie het gevolg is van de ongelofelijke werkdruk in een door rijken uitgebuite economie, zoals sommigen beweren, dan zouden we beter in opstand komen in plaats van ons te onderwerpen met onze nieuwe slavenmentaliteit.
En die migranten die hier onze samenleving en welvaart komen bedreigen? Eerlijk, ik heb meer waardering voor de transmigranten met wie ik in de late avond op de trein zat tussen Brussel en Landen. Zij zijn bereid offers te brengen voor hun streven naar welvaart, avonden op rij door de gure regen naar de snelweg te marcheren en elkaar te helpen. En ik heb meer waardering voor de moslims in hun moskee. De moskee wordt hier in Vlaanderen stilaan de enige plek waar solidariteit niet beperkt blijft tot het bijdragen van belastingen aan een anoniem overheidsapparaat. Vergeef het me als ik de zaken misschien wat op de spits drijf, maar wat bedreigt onze samenleving het meest? De dreigingen van buitenaf? Of het gebrek aan respect en cohesie binnenin?
Ik wil niet beweren dat vroeger alles beter was, maar de huidige apathie kunnen we ons gewoon niet meer veroorloven. Respect, waardigheid, alertheid en medemenselijkheid maken een samenleving krachtig. Als een samenleving die waarden verliest, verliest ze ook haar bestaansrecht. Het is evenwel ook in die overweging dat de kansen liggen om in het leven van alledag als burger een verschil te maken. Elke handeling, elk gebaar en elke handreiking telt. Geen enkele burger is in dat opzicht machteloos.