‘De middenklasse beseft niet hoe goed ze het heeft’
artikel uit Knack van 09 november 2016 – door Ewald Pironet
De middenklasse doet de economie draaien, maar ze draait ook op voor alle besparingen, hoor je vaak. Klopt dat wel? En wat brengt de toekomst? Professor Ive Marx: ‘Onze middenklasse mort, maar ze floreert’, vindt professor Ive Marx.
Slechte tijden? Ive Marx windt er geen doekjes om: ‘In vergelijking met de rest van Europa heeft de Belgische middenklasse geen reden tot klagen.’ De socio-econoom van de Universiteit Antwerpen werkte samen met zijn collega Sarah Kuypers mee aan een hoogst actuele wetenschappelijke studie: Europe’s disappearing middle class? Evidence from the world of work (Edward Elgar Publishing). Staat de middenklasse écht op het punt om te verdwijnen, zoals hier en daar weleens wordt geopperd?
De eerste belangrijke vraag is natuurlijk: wie behoort tot de middenklasse? Sociologen hebben daar een andere kijk op dan economen. De eersten kijken naar het opleidingsniveau en vooral naar het beroep dat iemand uitoefent. Economen nemen liever het inkomen als maatstaf. ‘Vroeger, toen er in een gezin maar één kostwinnaar was, bepaalde de job sterk de economische positie van het gezin’, vertelt Marx. ‘Naarmate het tweeverdienersmodel opgang maakte, is dat ervan losgekoppeld: als in een gezin beide partners een arbeidersjob uitoefenen, maakt het gezin grote kans om niet tot de lage sociale klasse maar tot de middenklasse te behoren. En als een alleenstaande ouder een typische middenklassebaan heeft, bijvoorbeeld leraar of verpleger, en moet rondkomen met één inkomen, dan bevindt die zich vaak aan de onderkant van de sociale ladder. Een goede baan is dus niet langer een garantie om tot de middenklasse te behoren, de gezinssituatie weegt door.’
Voor het Europese onderzoek werd gekeken naar het inkomen, en werd rekening gehouden met de grootte van het gezin. Iemand behoort tot de middenklasse als zijn en/of haar inkomen tussen de 60 en 200 procent van de mediaan zit, dat is de middelste waarde van alle inkomens. Concreet: een alleenstaande die in ons land een maandelijks nettogezinsinkomen heeft van 1373 à 3433 euro behoort tot de middenklasse. Voor een gezin met twee kinderen jonger dan veertien jaar wordt dat 2163 à 7210 euro. Binnen de middenklasse bestaan er dus grote verschillen. Daarom werden subcategorieën in het leven geroepen: de lagere, de kern-, en de hogere middenklasse.
Driekwart van de Belgische bevolking behoort tot de middenklasse: 16 procent zit in de lagere groep, 31 procent in de kern en nog eens bijna zoveel in de hogere middenklasse. Een dikke 18 procent van de Belgen is arm, bijna 5 procent behoort tot de topverdieners. Marx: ‘Het aandeel van de armen was in 2003 nog 16,5 procent, het neemt dus lichtjes toe. Het aandeel van de top nam in tien jaar tijd heel lichtjes af. Opvallend is dat de Belgische middenklasse zogoed als stabiel bleef. De meeste mensen behoren tot de kern- en de hogere middenklasse, samen goed voor meer dan 60 procent’, zegt Marx.
De middenklasse staat nog maar pas in de belangstelling. Lange tijd hielden academici zich vooral bezig met de ongelijkheid in een samenleving. Een paar jaar geleden verschoof de focus naar de topinkomens, de one percenters. Er verschenen toen steeds meer studies waaruit bleek dat de absolute top van de samenleving zich in sneltempo verrijkte en de rest van de samenleving steeds verder het nakijken gaf. De klopt zeker voor de Verenigde Staten. Daar trappelde de middenklasse ook nog eens ter plaatse, terwijl gezondheidszorg, onderwijs enzovoort duurder werden. Het fenomeen werd een politiek thema, en ook wetenschappers bogen zich erover. De eerste studies over de middenklasse verschenen in de VS, en waaiden via Groot-Brittannië over naar de rest van Europa.
‘Er kwam steeds meer aandacht voor de middenklasse, die in de VS niet zo goed boert’, zegt Marx. ‘De jobs aan de top, uitgeoefend door ingenieurs, artsen, gespecialiseerde advocaten en noem maar op, die blijven bestaan. De banen helemaal onder aan de ladder, bijvoorbeeld in de horeca of de poetssector, worden ook niet bedreigd. Maar de banen die in Amerika traditioneel door de middenklasse worden uitgeoefend, zijn het grootste slachtoffer van de vrijhandel en de intrede van computers en robots.’
Enkele weken geleden ontstond er een polemiek nadat Jonathan Holslag, docent internationale politiek aan de VUB, in De Morgen een opiniestuk had geschreven met als titel ‘Wees er maar zeker van: die middenklasse, zij gaat eraan’. Gaat de middenklasse in ons land dezelfde weg op als de middenklasse in de VS? Marx ziet het niet gebeuren: ‘In een paar Europese landen, zoals Groot-Brittannië, Ierland, Griekenland en Duitsland, merk je dezelfde evolutie als in de VS: de maatschappij polariseert, de middenklasse verkleint. In België bestaat die trend niet, bij ons blijft de middenklasse vrij stabiel. Er zijn geen indicaties dat onze middenklasse aan het verdwijnen is.’
Op basis van Europees wetenschappelijk onderzoek durft Marx zelfs meer te zeggen: ‘Onze middenklasse staat er florissant voor.’ Hij diept wat cijfers op om die straffe stelling te staven: ‘In veel Europese landen zie je dat het inkomen van de middenklasse in het beste geval standhoudt. In Nederland, Duitsland en Frankrijk boert het zelfs lichtjes achteruit. België gaat tegen die trend in: het inkomen van de middenklasse stijgt bij ons lichtjes. Het gemiddelde inkomen van de Belgische kernmiddenklasse behoort tot de hoogste in Europa, alleen Oostenrijk en Zweden gaan ons voor. Daarom mag je rustig zeggen dat onze middenklasse floreert.’
De Belgische middenklasse heeft de financieel-economische crisis die in 2008 uitbrak goed doorstaan. Marx haalt een anekdote boven: ‘Ik reed in die periode eens naar Ikea en Mediamarkt, en ik moest er lang zoeken naar een parkeerplaats. Terwijl ik vergeefs rondjes reed, hoorde ik op de radio dat we de grootste recessie sinds lang meemaakten. Ondertussen zag ik hoe mensen bouwpakketten en televisies naar buiten sleurden. Nee, wij zijn tijdens de crisis vrij behoorlijk blijven consumeren, in tegenstelling tot elders in Europa.’
‘Dat de consumptie in België niet werd gefnuikt, is vooral te danken aan wat de “automatische stabilisatoren” worden genoemd: onze uitkeringen en de koppeling van onze lonen aan de index garanderen een stabilisatie van onze economie in tijden van crisis, want de koopkracht blijft grotendeels intact. Bovendien heeft België toen geen strak besparingsbeleid gevoerd – in de rest van Europa was dat anders. Dat alles zorgde ervoor dat de economie vrij goed bleef draaien en dat onze middenklasse zonder al te veel kleerscheuren uit de crisis kwam.’
Een scherp profiel van wie in ons land tot de middenklasse behoort, valt niet op te maken: de middenklasse is heel divers. Het behaalde diploma is wel belangrijk. Bijna de helft van de
mensen die slechts een diploma lager onderwijs behaalden, behoort tot de armen; bijna evenveel behoren tot de middenklasse. Van de mensen die hogere studies afmaakten, is maar 7 procent arm en zit pakweg 80 procent in de middenklasse.
We weten dat de werkloosheid en de armoede groter zijn in Wallonië dan in Vlaanderen. Kun je die lijn doortrekken met de middenklasse? ‘Wallonië telt inderdaad meer armen dan Vlaanderen,’ zegt Marx, ‘maar de lage en de kernmiddenklasse zijn in beide regio’s even groot. Vlaanderen telt met 34 procent wel meer hogere middenklassers, tegenover 24 procent in Wallonië. Bij veel mensen leeft het idee dat de middenklasse vooral een Vlaams fenomeen is, maar dat is dus niet het geval.’ Brussel is zoals elke wereldstad een apart verhaal: de armoede is er zoals bekend dramatisch hoog, maar ook de top is met 7 procent groter dan in de rest van het land. Marx: ‘Net als Londen en Parijs is Brussel steeds meer een verdeelde stad, de polarisatie is er erg groot.’
Uit de cijfers van Marx blijkt ook duidelijk dat migranten van buiten de Europese Unie aan de onderkant van de sociale ladder blijven hangen (bijna de helft van hen is arm) en maar moeilijk in de middenklasse raken (slechts de helft van hen behoort tot de middenklasse, van de Belgen is dat 85 procent).
‘Als je ziet dat zo weinig migranten tot de middenklasse behoren, rijst een belangrijke vraag: krijg je in ons land voldoende kansen om door te stoten tot de middenklasse? Verloopt die doorstroming voldoende fair?’ vraagt Marx zich af. ‘Ik denk dat je mag zeggen dat daar wat aan schort. Het zal wel voor een stuk te maken hebben met de democratisering van ons onderwijs, die ondanks alle goede bedoelingen en veel inspanningen toch al decennia stagneert. Onze universiteiten blijven middenklassebastions. In plaats van sociale ongelijkheid weg te werken, reproduceren ze eerder die ongelijkheid.’
Marx heeft ook oog voor een andere kant van het verhaal: ‘De loonongelijkheid is in ons land vrij klein. Er zijn relatief weinig laagbetaalden en weinig mensen die zeer veel loon op hun rekening gestort krijgen. Vanuit die optiek is de stimulans niet zo groot om lang te studeren en heel hard te werken. De drijfveer ligt elders: je moet flink studeren en werken om toegang te krijgen tot de middenklasse en eens je daartoe behoort zit je goed. Dat is onze meritocratie: als je studeert en de handen uit de mouwen steekt, behoor je al snel tot de middenklasse.’
Dat leidt tot een volgende gevoelige vraag: hebben onze vrij hoge armoedecijfers te maken met de stabiele en sterke positie van de middenklasse? ‘Ik denk dat het voor een deel klopt’, zegt Marx. ‘Het mattheuseffect is nog altijd alive and kicking: de middenklasse profiteert veel meer van de herverdeling dan de onderkant van onze samenleving.’ Als voorbeeld geeft hij het woonbeleid: meer dan 60 procent van de woonbonus (een belastingvermindering van de eerste eigen woning) komt bij de 40 procent rijksten van ons land terecht, terwijl de mensen met een laag inkomen moeilijk een kwaliteitsvolle woning vinden. Andere voorbeelden zijn de dienstencheque of de kinderopvang. Marx: ‘De politici blijven de grootste groep in de samenleving, de middenklasse, met allerlei beslissingen bevoordelen. Ze zijn bang dat ze anders kiezers verliezen – onbegrijpelijk is dat niet.’
De middenklasse is niet alleen voor politici van het grootste belang, ook voor bijvoorbeeld de vakbonden. Marx: ‘Er wordt vaak gedacht dat de vakbond een arbeidersverhaal is, maar de leden van de vakbond komen vooral uit de middenklasse. En ook de vakbond heeft meer oog voor de verworvenheden van de middenklasse dan voor het lot van de armen.’
Bij de middenklasse leeft het idee dat zij altijd moet opdraaien voor besparingen. ‘Dat is ook zo’, zegt Marx. ‘De middenklasse houdt de economie draaiend, en zij draait op voor saneringen. Maar ze krijgt er ook veel voor terug. Denk maar aan goedkope gezondheidszorg, bijna gratis onderwijs enzovoort.’
Maar de middenklasse mort, en dat ontgaat ook Marx niet. ‘De middenklasse moet hard werken, en ze heeft veel stress om dat werk goed te kunnen combineren met een gezinsleven. Daarnaast vragen velen zich af of ze hun levensstandaard wel kunnen behouden als ze met pensioen gaan. En zullen hun kinderen het nog wel even goed hebben als zij? Ze zien bijvoorbeeld dat de prijzen van bouwgrond en woningen spectaculair zijn gestegen. Hoe zullen hun kinderen dat kunnen betalen? Er leeft onder de middenklasse grote onzekerheid over wat de toekomst zal brengen. Ik begrijp dat ze mort. Maar dat neemt niet weg dat ze vandaag floreert, zeker in vergelijking met andere Europese landen. Dat beseft de middenklasse niet.’