Uit “Hitlers Frauen” van Guido Knopp (2001)
Eva schommelde heen en weer tussen diepe trots – ‘Ik de geliefde van de grootste man van Duitsland en de hele aarde’ (…) – en diepe wanhoop: ‘Ik ben toch maar een gevangene in een gouden kooi.’
Maar toen had de dictator haar al naar de Obersalzberg gehaald. Slechts een korte gang scheidde de twee slaapkamers van elkaar. ‘Zeer intelligente mensen moeten een primitieve en domme vrouw nemen,’ zei Hitler tegen Albert Speer. Zijn vriendin Eva Braun stond zwijgend bij hen. Hij noemde haar Tschapperl (domoor, naïeveling), zij moest hem in het bijzijn van anderen aanspreken met ‘Mein Führer’. Wanneer buitenlandse gasten naar de Berghof kwamen, moest zij in haar kamer blijven. Om het gecreëerde beeld van een aan alle aardse verleidingen onttrokken Führer niet te beschadigen moest ook de niet-geliefde geliefde een verborgen leven leiden. Ze kreeg een huis, dure kleren, auto’s en Franse parfum – maar geen trouwring. Zij verlangde er echter met haar hele hart naar ‘mevrouw Hitler’ te worden.
In de privé-wereld van Hitler was het taboe om over oorlog of volkerenmoord te praten. Eva Braun was onderdeel van dit schijnparadijs dat zij machteloos in stand moest helpen houden. Daarbij werd zij geholpen door een groot verdringingsmechanisme.
Pas in het aangezicht van de ondergang merkte Eva Braun dat ze de rol kon vervullen waar zij zo lang naar verlangd had: ‘Arme Adolf, ze hebben jou allemaal in de steek gelaten!’ Ze bleef echter bij hem en werd mevrouw Hitler. Ze heeft geen moment geaarzeld om samen met haar ‘echtgenoot’ zelfmoord te plegen. Zo kon ze in ieder geval door de dood de betekenis krijgen waar zij haar hele leven van verstoken was gebleven.