Normandië (…) de landingsschepen in de ochtendnevel, de mannen die naar de kust waden – eentje vouwt dubbel, een ander wordt ondersteund, een derde rent.
Ernie Pyle beschreef de situatie twee dagen later: ‘Mannen sliepen in het zand, sommigen sliepen voor altijd. Mannen dreven in het water, maar ze wisten niet dat ze in het water dreven, ze waren dood.’ Onder de golven lagen honderden trucks en landingsschepen die de kust niet hadden gehaald, vaak met bemanning en al. Van de tweeëndertig amfibietanks waren er zevenentwintig vanwege de ruige zee als een baksteen gezonken. Het strand stond vol wrakken, en uit een rupsvoertuig puilde zelfs een heel kantoor, inclusief dossiers en geplette typemachines. ‘Er is niets achtergelaten dan de resten: het levenloze afval, de zon en de bloemen, en de totale stilte,’ schreef Pyle.
‘Een amateur die in dit vacuum rondzwerft, in de achterhoede van de slag heeft een geweldig gevoel van eenzaamheid. Alles is dood – de mannen, de machines, de dieren – en alleen jij bent er nog, als enige levende.’