Maar het heeft ook te maken met Europa zelf. Ik maak een klein uitstapje naar Sint-Joris-Weert, een bakstenen dorpje vlakbij Leuven, met een slaperig café, een agentschap van Het Nieuwsblad en een spoorlijn die dwars door de dorpsstraat loopt. ‘Als je de echte taalgrens wilt zien, dan moet je daar eens kijken,’ had Van Istendael gezegd. De bakkersvrouw legde het me uit: hier is het Vlaams, voorbij het spoorviaduct, in Nethen, is het Frans. In de Roodsestraat loopt de taalgrens zelfs midden over de weg. Ik ga kijken: de rode villa links spreekt dus Vlaams, de witte cottage aan de overkanbt Frans, de boerenkool in de moestuin rechts is Vlaams, de wilgen aan de overkant lispelen Frans.
Aan die Roodsestraat is verder niets bijzonders te zien. Toch is het een onderdeel van de belangrijkste demarcatielijn tussen Noordwest- en Zuid-Europa. ‘De taalgrens is hier eeuwenoud, messcherp en absoluut,’ zei Van Istendael.