Als jonge moslima zie ik in mijn omgeving veel leeftijdgenotes die vrij zijn in al hun levenskeuzes (studeren, werken, partner), terwijl vele anderen nog altijd kampen met druk – en niet zelden dwang (inclusief geweld) – om de hoofddoek te dragen. Voor die laatsten is de hoofddoek, naast gebrul en slaag, dikwijls het middel waarmee hun omgeving (broers, vaders) hun gehoorzaamheid afdwingt. Hem aanvaarden betekent dat je je als vrouw onderwerpt aan het idee dat de man baas is en meer recht op geluk heeft dan de vrouw. Daarom heb ik veel begrip voor wie de hoofddoek moet dragen of zich erbij heeft neergelegd. Voor wie er zélf voor koos heb ik geen begrip.
In de media lijkt het alsof, enkele uitzonderingen niet te na gesproken, alle moslima’s voor de hoofddoek zijn of er onverschillig tegenover staan. Alleen sceptici als Assita Kanko (MR) en Darya Safai (N-VA) krijgen aandacht.
Moet de hoofddoek dan niet algemeen verboden worden in het onderwijs, in alle openbare gezagsfuncties en aan het loket – en idealiter bij álle openbare diensten? Moet daarbij, in de benadering van moslima’s die voor de hoofddoek kiezen enerzijds en moslima’s die druk en dwang ondergaan anderzijds, onze rechtsstaat niet eerst de zwakkeren en de slachtoffers beschermen én de gelijke rechten voor eenieder handhaven – en dus geen privileges meer aan de islamisten geven?
Kunnen we, ten slotte, alle onwetenschappelijke mythes en drogredenen die eigen zijn aan of nauw samenhangen met de islamistische lezing van de Koran niet veel beter ontkrachten in het onderwijs? Als we de kritische, wetenschappelijke methode toepassen, wat zal er dan nog van die doctrine overschieten? Zal die dan niet moeten wijken voor lezingen zoals die van de Franse islamoloog Rachid Benzine en de Gentse imam Khalid Benhaddou, die wél sporen met de democratie?