De kleedkamer bevat een dozijn verharde mannen. Jong en oud. Nat en droog. Kaal en behaard. Bloot en bedekt.
Muziek knalt uit de boxen. Vette hip-hop. De sfeer is macho. Ongevaarlijk stoer. Fitness is oorlog voor oog en spier.
Jongens willen de beste zijn. De zachte overtroeving. Het kind wordt man en moet zich handhaven. Geweer tussen de benen.
Wie heft het hoogst? Wie draagt het langst? Wie duwt het verst? De stress is latent aanwezig. Loopt naast de endorfines. Pept op.
Wij kijken scheel en vergelijken. Schatten torso’s in en vallen kuiten aan. Bijten naar een biceps. Knijpen ons een ongeluk. Aan halters en op trappers.
Ons imago. Ingebeelde ego. Dat we vrij vertalen naar gezondheid. Zweetnorm en gepees. We laten sporen achter van het vlees. Ontvet.
Daarna de trage overgang. Het lange paraderen staande. Onder water. Dat zich op ons stort. De douche schuimt en bruist. Wij pronken.
Alle haantjes strelen zich. Ze zepen dik hun kam in. Vingers glijden over lijven. Groot het blinkmodel. De ijdelheid verzameld. Raak ons aan.
Dat vragen wij al zwijgend. Aan de meisjeskip die niet voorbijkomt. Aan de vrouw die op ons wacht. In ons gedacht. Wij zuchten daar wat af.
De lucht vol shampoo en de handen in ons haar. Met blazers. Daarna gel. Trompet in aanslag. Onze sax is afgetraind. De stijfheid volgt. En zij.