Rudolf Hess was beslist de meest mysterieuze van de nazi-bonzen. Een duister, gestoord figuur, die pas tot leven kwam door zijn grenzeloze bewondering voor Adolf Hitler. ‘Ik hou van het idee’, zei hij, ‘als was te zijn in vreemde handen.’
Het zag er lange tijd naar uit dat het huwelijk van Rudolf Hess kinderloos zou blijven. Ze hadden er zo naar verlangd, hadden hulp gezocht bij steeds andere wondergenezers. Maar toen lukte het toch nog. De kleine Wolf-Rüdiger werd geboren en zijn vader danste van blijdschap, werd gezegd. Arme Wolf-Rüdiger; zijn vader werd zijn levensopdracht.
Bij zijn geboorte kregen alle gouwleiders opdracht om de plaatsvervanger van de Führer een zakje met Duitse aarde uit elk van de gouwen te sturen. Deze aarde werd onder een speciaal vervaarde wieg gestrooid, zodat het kind zijn leven symbolisch op Duitse grond begon.
Hess zat net als Hitler na de mislukte putsch in de gevangenis van Landsberg en werkte mee aan het schrijven van Mein Kampf. Hij was Hitlers plaatsvervanger, hield elk jaar een kersttoespraak en gold al vroeg als een warhoofd, die voortdurend in de angst leefde dat hij via een of ander voedingsmiddel zou worden vergiftigd. Alles aan hem was raadselachtig: de merkwaardige vlucht naar Engeland in 1941, zijn gevangenisschap daar, zijn houding tijdens de Neurenbergse processen en ten slotte zijn dood in Spandau in 1987, na een gevangenschap van meer dan veertig jaar, waarvan de laatste twintig jaar als enige gedetineerde in een reusachtige gevangenis.