De immense ruimte slaat met verstomming
 (hoe is het mogelijk) zoveel licht verzameld
 (in verbaasde klaarte) met een spotblik
 in de lampen naar de kabeltoog getrokken
 langs een koord van spiegeldraden neergedaald
de schoonheid uitgespreid in groot kwadraat
van megameters en verlengde tafels
die de bocht ingaan en nog een bocht
een U beschrijven in de omgelegde sierlijkheid
bewondering slaat om in ons: ik zie je zwijgen
in dit regenuur dat stil zit op een retrostoel
met handen die hun twijfel uiten over elk menu
waarin je naar de tijden zoekt van klein en vroeger
kind te zijn de straten van verdriet ze wonen hier
nog vlakbij in de buurt nog dichter in jouw boezem
toen je meisje was en bang van vaders zonder vrouw
je liep verloren in de wijk je zag geen vintage kroeg
zoals vandaag die plaats biedt aan gevoelens of 
 een wrong vanbinnen omdrinkt met een cappuccino
 onderdak geeft aan het kind van vrees bijna een wees
 De juxe-box speelt de Righteous Brothers voor je moeder
 Unchained Melody van Schaarbeek tot de Lakenstraat
 (in Brussel) waar er plaats is in dit grand café om bij elkaar
 te zitten zonder zogezegde tranen en ons benen traag
 te strekken een verleden te bedekken met een koffie
 aangelengd verkeerd met melk of zwart van zoete vrede
 straks gaan wij naar huis: de ziel van dit gebouw van nostalgie
 zit als een baken in ons hart een postkaart vol met dichtersliefde
 opgeslagen in ons mouw (jij pakt mijn arm en hangt goed vast)
 je moet vooral niet rouwen om de toekomst die je hebt verdiend  
Je krijgt een woonst met spiegelglas en warme baksteen
– groter nog dan brasserie Flamingo –
dik bekleed met binnenhitte en een aangepaste atmosfeer
om naar het hoog plafond te zweven op een huiswolk 
van geluk: ik zet de thermostaat op maximum het kan niet stuk