Ik hou van je – hou van je
hart je lach je zachte oog-
opslag je nachthaar in de war
je dagklap en je spraakverhaal
dat opstaat en dat kantelt op
je warme binnenkant je hete
buitenblad van huid en inkerf —
vel van halve sluimer in de lust
die zich laat wekken niet door
plots gerinkel maar door rek-
baarheid van handen op ver-
kenning in je tuin van vlees &
fijne specie: ik kies met precisie
net die plekjes die gestrekt en
open luisteren naar mijn opkomst
(nader) met een vraag om aandacht
voor mijn zaad: de daad van deugden
die zich witdiep in een dal zal storten –
hoor de doodskreet uit de vreugdekeel —

verschoning voor de storing zomervrouw
ik ben de zaaier die komt klieven
met zijn herfstgerief — ik zwaai
mijn boomstam af met takkensap
omdat ik bladvol talig van je hou
(ik dek je en ik dicht je in de mist
van woorden voor de winterkou) —