Interview van Stijn Tormans in Knack met schilder Sam DILLEMANS –
Zaterdag 16/4 opent in Antwerpen-Noord zijn tentoonstellingsruimte. Een beetje zijn eigen museum, al vindt hij dat niet het juiste woord. Toch is het een bijzondere plek, daar in de Eggestraat.
Hij is even rusteloos als hij eruitziet. Sinds deze week heeft hij zijn eigen expositieruimte in Antwerpen. Tot u spreekt Sam Dilllemans, een bijzonder schilder. ‘Sam,’ zeggen ze, ‘ge zijt een klassieke zak, ge snapt er niets van.’ ‘Toch wel’, antwoord ik dan. ‘Ik ben een zak die het doorheeft.’
En een man die op zijn 51ste een beetje op Brel lijkt. Hij praat even snel als le grand Jacques: met tweehonderd kilometer per uur, orkaankracht. Zijn jongenskop heeft hij evenmin aan de tijd hoeven te geven. Zelfde rusteloosheid en guitigheid, ook. Eigenlijk zou er achter elke paragraaf van dit stuk (grijnst) moeten staan. Hij houdt van Brel, zegt hij. Van zijn songs, maar ook van zijn parler vrai. De manier waarop hij zonder moeilijkdoenerij ‘c’est comme ça’ zei. ‘We zijn allemaal zo hard bezig met hoe we overkomen. Brel trok zich daar geen bal van aan. Dat je-m’en-foutisme van hem, daar herken ik me in.’ (…)
SAM DILLEMANS: Een schilder moet naast de tijd staan, vind ik. Ik leef niet alleen vandaag, maar ook gisteren en morgen. Er zal altijd oorlog en vrede zijn. Er zullen altijd politieke boodschappen bestaan. Dat zijn vaste waarden in een mensenleven die zich herhalen. Schoonheid is eerder zeldzaam en herhaalt zich altijd anders. Heel wat kunstenaars willen vandaag actuele toestanden aanklagen. Onder hun werk staan gigantische onderschriften, maar het interesseert mij alleen of iets goed geschilderd is. Als je een goed verhaal wilt horen, ga dan een dag op een politiecommissariaat zitten. (…)
Ik wil ook niet bij dat elitaire clubje horen dat alle vernissages afdweilt en iedereen stroop aan de baard smeert. Om van die absurde prijzen nog maar te zwijgen. Voor een opgeblazen hond van Jeff Koons kun je de helft van Afrika redden. Het is een zelfbedruipend koffiekransje waar ik zo weinig mogelijk mee te maken wil hebben.’ (…)
DILLEMANS: Lobbying en marketing zijn het belangrijkst geworden. Ik kan van jou morgen een bekendere kunstenaar maken dan iemand die al vijfendertig jaar in het vak staat en schitterende schilderijen maakt. Martin Creed wint de Turner Prize omdat hij het licht aan- en uitdoet: wie kan dat nu ernstig nemen? Dat is de verloedering van de kunst. Turner draait zich om in zijn graf! Ik verzin tegen morgen 1200 ideeën die minstens even origineel zijn als die van de conceptuele kunstenaars. Mark Rothko is nog zo’n heilig icoon. Zijn werk mag bestaan, hoor, maar laten we het niet overschatten. Het zijn maar drie strepen onder elkaar. ‘Sam, ge zijt een klassieke zak, ge snapt er niets van’, zeggen ze. ‘Toch wel’, antwoord ik dan. ‘Ik ben een zak die het doorheeft.’ (…)
Dat gerotzooi is alleen maar mogelijk in de kunstwereld, omdat kunst volstrekt ongevaarlijk is. Stel dat je morgen geopereerd wordt door een dokter die niet gestudeerd heeft. Je roept toch direct: ‘Blijf van mijn lijf of ik heb er nog twee tumors bij.’ In de kunst kan dat wel, en niemand zegt er iets over. Ze zijn allemaal bang om uitgescholden te worden voor een has-been. Maar nu maken ze zich pas belachelijk, door iets goed te vinden wat slecht is. Ook in het theater zie je dat: iedereen loopt in zijn blote flikker op het podium. Dat noemen ze goed theater. Dan kijk ik nog liever naar een pornofilm. Alleen de muziekwereld ontsnapt er grotendeels aan: iemand die daar een valse noot speelt, valt door de mand.
Maar intussen leef je wel in een cocon.
DILLEMANS: ‘Je sluit je te veel op, Sam’, zeggen ze soms. ‘Misschien sluit jij je te weinig op’, antwoord ik dan. Ik heb niet het gevoel dat ik veel mis. Als ik buitenkom, zie ik vooral mensen die zich verbergen achter een smartphone. Tot er iets gebeurt. Dan zijn we allemaal weer vrolijke vrienden die samen gaan rouwen of gelukkig willen zijn. Mensen die om twee uur ’s nachts met honderden door een park rennen. Wie verzint die onzin nu? Ze verstoren alleen maar de slaap van de konijnen. Ik kijk met grote ogen naar de walibisering van de samenleving. Blaise Pascal zei al: alle problemen ontstaan omdat mensen geen vijf minuten op hun stoel kunnen blijven zitten.