‘Kanker is zelden een gevolg van brute pech’ Uit De Standaard (digitaal) 22 december 2015

Met exact dezelfde gegevens trekken onderzoekers tegenovergestelde conclusies. Is kanker nu wel of niet te voorkomen door gezond te leven?

De meeste kankers ontstaan door pech, rapporteerde deze krant eerder dit jaar op basis van Amerikaans onderzoek. Maar is dat wel zo? Amerikaanse statistici be­weren nu het omgekeerde van wat hun collega’s claimden: namelijk dat omgevingsfactoren (roken, drinken, straling) veel zwaarder doorwegen bij de kans om een ­tumor op te lopen.

De ‘pechfactor’ bij het ontstaan van kanker is volgens hen niet 65 procent, zoals eerder geponeerd, maar hooguit 10 tot 30 procent. Volgens de biologen en statistici onder leiding van Song Wu van de Stony Brook University wordt het levenslange risico op kanker voor het overgrote deel bepaald door omgevingsinvloeden, zoals voeding, straling en niet te vergeten roken. Dat schrijven ze in het ­wetenschapsblad Nature.

Kanker ontstaat als cellen in het lichaam plots ongeremd gaan ­delen en blijven doorgroeien. Dat kan ofwel komen door intrinsieke, lichaamseigen factoren, zoals spontane, toevallige ‘overschrijffoutjes’ in DNA, die kunnen ontstaan elke keer als een cel deelt. Of het kan komen doordat extrinsieke factoren zoals roken, zonnestraling en dergelijke meer zulke overschrijffoutjes uitlokken.

Krap een jaar geleden beweerden de invloedrijke Amerikaanse kankeronderzoekers Cristian Tomasetti en Bert Vogelstein (Johns Hopkins University) in het blad Science nochtans dat het levens­lange risico op tumoren voor ongeveer twee derde is toe te schrijven aan ­fouten in het DNA die er spontaan insluipen bij de cel­deling. Als die niet tijdig herkend worden, kan de cel ontsporen en kan kanker ontstaan. Daar is niets aan te doen: pech dus.

Ze berekenden het verband tussen het gemiddelde aantal delingen in diverse weefsels, en de kans op kanker. Ze concludeerden dat hoe meer deling er optreedt, hoe groter de kans is op foutjes bij die deling, en dus op kanker in de ­betrokken weefsels. Dat verklaart volgens hen waarom in snel delende weefsels als lever en longen vaker kanker ontstaat dan in traag delende weefsels als hersenen – de kankerverwekkende effecten van roken en drinken zouden daaraan ondergeschikt zijn.

Meteen na het verschijnen van Vogelsteins artikel kwamen er woedende reacties van collega-wetenschappers die vonden dat zijn onderzoek halfbakken was en dat zijn conclusies mensen op het verkeerde been zetten. Immers, hoe belangrijk is een gezonde leefstijl nog als kanker toch niet of nauwelijks is te voorkomen?

De vier Stony Brook-hoogleraren komen nu op basis van exact dezelfde ­gegevens als Vogelstein tot een tegenovergestelde conclusie: nog geen derde van het levens­lange risico op kanker is te wijten aan botte pech. Hun Nature-studie corrigeert de Vogelstein-studie, die er geen rekening hield mee dat omgevingsfactoren ook invloed uitoefenen op het aantal keren dat een cel deelt.

Op vier verschillende manieren be­rekent het team van Wu dat de ­bijdrage van pech voor het ontstaan van veel tumoren zeer bescheiden is als je die invloed wél meerekent.

Met deze herberekening is ­alles weer bij het oude: mensen die niet roken en matig drinken, beperken het risico dat zij ooit kanker zullen krijgen aanzienlijk. Mocht u van plan zijn geweest om per 1 januari te stoppen met roken, dan is dat vanaf nu weer een uitstekend idee.