“Filosofen die het concept van de vrije wil zomaar niet willen zien afbrokkelen, poneren dat neurowetenschappers te beperkt zijn om de complexiteit van de menselijke geest te vatten. (…) Maar filosofen gaan al vele duizenden jaren mee, terwijl neurowetenschappers iets van de jongste decennia zijn. (…)
Wordt iemands individualiteit geraakt als blijkt dat zijn hersenen sneller zijn dan zijn schaduw? Want in se is individualiteit het resultaat van mentale processen. Het is in feite een overbodige vraag, want wij zijn onze hersenen. (…)
Toch lijkt geloof in de vrije wil nuttig in een maatschappij, omdat mensen met een groot vertrouwen in hun vrije wil socialer zijn dan andere, minder agressief en minder egoïstisch. Dat is gekoppeld aan onze instinctieve neiging om mensen verantwoordelijk te achten voor hun daden, een gegeven dat ook meer van toepassing is op anderen dan op jezelf. (…) De vrije wil mag dan misschien een illusie zijn, hij schijnt wel belangrijk te zijn voor het goed functioneren in onze maatschappij. Hij is ook belangrijk voor het individueel functioneren. Het idee van controle over je doen en laten heeft een positief effect op mensen.”