“Mogelijk is alles begonnen toen we grootwildjagers werden, waarbij we met dank aan de verworven gaven van coöperatief jagen en werktuigengebruik zo energierijk voedsel ter beschikking kregen dat er gedeeld kon worden, met vrij veel groepsgenoten. Mogelijk heeft dat een lang proces van socialer worden in gang gezet, waarbij er parallel systemen ontstonden om profiteurs en overdreven agressievelingen buitenspel te zetten, soms letterlijk, door ze uit een groep te verbannen. Mogelijk heeft dat minder dominante individuen meer zelfvertrouwen gegeven, zodat ze zich meer roerden, waardoor er een afvlakking van de hiërarchie kwam en een evolutie naar egalitarisme, met finaal moraliteit en de rede. Mogelijk heeft dat, als een positieve terugkoppeling, een boost gegeven aan de verspreiding van genen die solidariteit, altruïsme en zorgzaamheid bevorderden, waardoor het nog gemakkelijker werd om vriendelijk te zijn, want goedheid raakte genetisch vastgelegd.
Een prachtige, maar helaas theoretische cascade die ons gemaakt kan hebben tot wat we vandaag zijn: een zachtaardige aap die in de loop van zijn zachtaardig worden de grenzeloze mogelijkheden van handel ontdekte, handel in meer dan alleen wat stukken vlees en toegang tot seks. Vroege handelaars moeten beseft hebben dat vreemdelingen levend meer waard waren dan dood, omdat ze iets aan hen konden verpatsen. Dat resulteerde in de ontwikkeling van het vertrouwen dat zo instrumenteel is in het functioneren van onze moderne maatschappij. Wij rekenen erop dat het systeem doet wat het zegt dat het zal doen, en dat het zal tussenkomen als blijkt dat we tekort zijn gedaan. We hebben geleerd niet alleen onze naasten te vertrouwen, maar ook het systeem waarvan we (bijna) allemaal deel uitmaken.”