Het is lang geleden dat de kennisvoorraad van onze cultuur kon worden doorgegeven door het vertellen van verhalen en het leerlingschap. Er bestaan al millennialang officiële scholen; ik ben opgegroeid met het Talmoedische verhaal van rabbi Hillel uit de eerste eeuw, die als jonge man bijna doodvroor nadat hij op het dak was geklommen van een school waarvan hij het lesgeld niet kon betalen, zodat hij door het dakraam de lessen kon volgen. Om de zoveel tijd kregen scholen de taak jonge mensen praktische, religieuze of patriottische wijsheid bij te brengen, maar de Verlichting heeft, met haar verheerlijking van kennis, hun opdracht verbreed. ‘Met het aanbreken van de moderne tijd,’ stelt onderwijsdeskundige George Counts vast, ‘werd het formele onderwijs nog veel belangrijker dan ooit. De school, die in het verleden in de meeste samenlevingen een bescheiden sociale rol had gespeeld en slechts van een klein deel van de bevolking het leven beïnvloedde, groeide horizontaal en verticaal, net zo lang tot hij zich een plaats naast de staat, de kerk, het gezin en bezit had verworven als een van de machtigste instituties. Vandaag de dag bestaat in de meeste landen leerplicht, en onderwijs wordt als een fundamenteel mensenrecht beschouwd door de honderdzeventig leden van de Verenigde Naties die in 1966 het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten ondertekenden.