Artikel (vervolg) uit Knack 17 juni 2015 – door Dirk Draulans
Een recente studie in Science suggereerde dat seksuele selectie, en meer bepaald de gelijkheid tussen mannen en vrouwen, een belangrijke rol heeft gespeeld in het succes van onze soort. Gedurende het grootste deel van onze prehistorie zouden mannen en vrouwen gelijk aan elkaar geweest zijn, in tegenstelling tot bijvoorbeeld gorilla’s en chimpansees die sterk draaien op agressieve mannen die de vrouwen in hun groep monopoliseren en terroriseren. Enkele weken geleden publiceerde Behavioral Ecology and Sociobiology echter een studie over de berggorilla’s in Rwanda, waaruit blijkt dat de vrouwen verrassend veel copulaties uitlokken, wat er onder meer toe leidt dat een dochter nooit door haar vader wordt bevrucht, zelfs niet als hij de dominante man in haar groep is. Het gorillasysteem zou vrouwvriendelijker zijn dan tot dusver werd aangenomen, maar gelijkheid tussen de geslachten is er niet.
Wij gingen als soort een andere weg op, die van de gendergelijkheid, waardoor de mogelijkheden voor de uitbouw van sociale netwerken en de uitwisseling van kennis groter werden, zodat wij chimpansees en gorilla’s in dierentuinen kunnen gaan bezichtigen en niet omgekeerd. Pas met de opkomst van landbouw en het concept bezit zouden vrouwen ondergeschikt geworden zijn en gedegradeerd tot deel van het patrimonium van een man. Een tendens die nu, in onze dienstenmaatschappij die veel minder steunt op fysieke kracht dan de landbouw en de eerste industrieën, in sneltreintempo weggewerkt wordt, zodat we weer terugplooien op wat de biologische norm voor onze soort is.
De gelijkheid verzekerde dat vrouwen minder met agressieve mannen te maken kregen. Zelfs het mannelijke geslachtshormoon testosteron, dat met agressiviteit en viriliteit geassocieerd wordt, krijgt een make-over, in de betekenis van een werking die toelaat dat mannen zich ook als interessant kunnen manifesteren zonder fysieke dominantie. Vorige zomer maakte New Scientist een vergelijking tussen het testosterongehalte van moderne Amerikanen en een indianenstam uit de Amazone. Het testosterongehalte van een indiaan lag gemiddeld een derde lager dan dat van de doorsnee-Amerikaan, wat illustreert dat beschaving niet altijd vrouwvriendelijk is geweest.
Eigenlijk mogen wij van geluk spreken, want er zijn weinig soorten waarbij zo veel plezier en zo weinig agressiviteit bij de voortplanting komt kijken als bij de mens. Science publiceerde begin vorig jaar een studie waaruit bleek dat vrouwelijke draadwormen zwaar te lijden kunnen hebben van de competitie tussen mannetjes om voortplantingssucces. Te veel hitsige mannetjes hebben een effect op de weerstand van vrouwtjes, waardoor ze minder lang leven. Maar de strijd tussen de geslachten is een tweesnijdend zwaard, want bij fruitvliegjes is net het omgekeerde vastgesteld: vrouwtjes hebben een negatief effect op de overlevingskansen van mannetjes. Er zijn zelden algemene regels in de natuur.
Eind 2014 ging het vakblad Functional Ecology door op het verhaal van de zielige mannelijke fruitvliegjes. Het toonde aan dat de kostprijs van het versieren van vrouwtjes zo hoog is dat het mannetjes letterlijk een deel van hun leven kost, zeker als het versierwerk in moeilijke omstandigheden moet gebeuren. Seksuele en natuurlijke selectie kunnen in balans met elkaar komen, waardoor investeringen in partnerkeuze ten koste gaan van de overlevingskansen. Dikwijls weegt de voortplanting door. Vorige herfst publiceerde Current Biology een studie over draadwormen die besloot dat de hersenen van mannetjes stimuli om voedsel te zoeken kunnen uitschakelen ten voordele van het vinden van vrouwtjes. De onderzoekers konden door middel van genetische manipulatie zelfs de chemische circuits in de hersenen blootleggen die de switch in de hand werken.
Soms heeft de natuur drastisch moeten ingrijpen om de nefaste gevolgen van seksuele activiteit te counteren. Science legde een tijdje geleden een opvallend negatief verband bloot tussen enerzijds de relatieve grootte van de zaadballen ten opzichte van het lichaam van mannetjes van een groot aantal soorten, en anderzijds de kans dat jonge dieren gedood worden door mannetjes: hoe groter de teelballen, hoe kleiner de kans op kindermoord, zo blijkt. Omdat bij soorten als leeuwen en sommige apen mannen niet veel tijd hebben voor de voortplanting – ze worden na een klein aantal jaren van hun troon gestoten – gaan ze bij hun machtsovername snel over tot het doden van alle jonge dieren in een groep, zodat ze geen tijd verliezen aan jongen die niet van hen zijn.
Voor de vrouwen is dat uiteraard ongunstig, want zij hebben al zwaar in die jongen geïnvesteerd, en die investering gaat dan verloren. Om dat te counteren, kunnen vrouwen streven naar een strategie waarbij ze met meerdere mannen paren, zodat niemand zeker is van welke jongen hij de vader is. Mannen zullen geen jonge dieren doden als de kans bestaat dat er kroost van henzelf tussen zit. De competitie tussen mannen verschuift dan naar de buik van de vrouw, want mannen gaan meer zaad produceren om de kans op bevruchting te verhogen in de concurrentiestrijd met andere zaadleveranciers. Hoe groter de teelballen, hoe meer zaad er wordt gemaakt, vandaar de link met de aan- of afwezigheid van kindermoord in een systeem.
De muislemur is een soort waarbij die strategie extreem is uitvergroot: de teelballen van de mannetjes kunnen in het voortplantingsseizoen tot tien keer groter worden om de competitie met andere mannen aan te gaan. Er zou zelfs een soort wapenwedloop in het spel zijn, want mannetjes blijven er voordeel uit puren om steeds grotere teelballen te ontwikkelen. Het lijkt de reden waarom mensenmannen per zaadlozing tientallen miljoenen spermacellen lossen. Want we hoeven ons er geen illusies over te maken: ook in onze soort wordt de competitie voor de voortplanting tussen mannen deels in de buik van de vrouw gevoerd. Een proces dat er niet op zal verbeteren nu we opnieuw evolueren naar meer gelijkheid tussen mannen en vrouwen.