Uit ‘Waarover men niet spreekt’ door Wim Van Rooy
Mohammed Amin-al-Hoesseini, wiens eerste daad het was – als vader van de Arabisch-Palestijnse identiteit in de jaren dertig van de twintigste eeuw – een vertaling van de Protocollen van de Wijzen van Zion te laten maken en dat anti-semitische vod te laten verspreiden in de lokale pers. Mohammed Amin-al-Hoesseini, die meer Arabieren liet vermoorden dan de Britten omdat ze met de voorspoed brengende Joden in vreedzame co-existentie wilden pacteren.
Arafat was zijn sinistere opvolger. Arafat, die tijdens de Palestijnse opstand van 1988-1991 meer Arabieren doodde dan het Israëlisch leger.
De westerse framing komt erop neer dat alles wat de Palestijnen doen, kan worden uitgelegd, maar dat Israël alles aan zichzelf te wijten heeft. Dat gaat zelfs zover dat het afslachten van biddende rabbi’s in de internationale én lokale nieuwsmedia op zo’n manier wordt gepresenteerd dat het eigenlijk misschien wel de schuld is van de Joden.
Ook de 850.000 Joden die na de stichting van de staat Israël op een schandelijke wijze de Arabische landen moesten verlaten, en waarvan de plannen al in 1947 duidelijk uiteengezet waren door Heykal Pasha en Hassan al-Banna, werden in dat land vlug geïntegreerd, op eigen kosten en zonder dat er een speciale organisatie als UNRWA voor werd opgericht. Deze Joodse nakba kreeg nauwelijks aandacht, al was hij te vergelijken met de Arabische vluchtelingengolf na 1948 van hen die zich later Palestijnen gingen noemen.
Sedert het ondertekenen van de Oslo-akkoorden (1995) heeft het tegen Israël gecreëerde en bijeengefantaseerde Palestijnse volk (dixit Zahir Muhsein, lid van het uitvoerend comité van de PLO, in een interview met Trouw van 1997), per capita en gecorrigeerd door inflatie, vijfentwintig maal zoveel financiële hulp ontvangen van West-Europa tijdens het Marshallplan na de Tweede Wereldoorlog (de Nederlandse publicist Timon Dias). Maar er werd door de toen en vandaag heersende en diepgewortelde corruptie en chronische kleptocratie niets constructiefs mee gedaan. Integendeel! De opgezette Palestijnse investeringsfondsen hebben, volgens Mohammed Rashid en Mohammed Dahlan, de opperbobo’s van Fatah alleen maar steenrijk gemaakt, met Arafat en zijn zonen op kop, en later Abbas en zijn trouwe trawanten, die met de glimlach premies uitdelen aan door Israël vrijgelaten moordenaars.