Uit ‘Waarover men niet spreekt’ door Wim Van Rooy

De 68-ers zijn er toenertijd niet in geslaagd het regime omver te werpen, maar ze hebben uiteindelijk wél de maatschappij veroverd ten nadele van het volk (Eric Zemmour). Wie een apologie van de vrijheid schrijft, moet niet bij links zijn. Gerrit Komrij sprak in zijn lezing ‘Het verraad van mijn generatie’ over een droom die goed leek te beginnen maar al snel een verkeerde draai nam, over een verraad dat een einde heeft gemaakt aan de beschaving: ‘Ik houd van ratten, muggen, piranha, neten – niet van mijn generatiegenoten. Met een hamer en een paar schroeven zouden ze zó het paradijs in mekaar zetten’. Inderdaad, ik zie ze nog voor me, de trotskisten, de possadisten, de maoïsten (salonfähig gemaakt door journalist Edward Snow, schrijfsters als Han Suyin en Simone de Beauvoir, en politici als Pierre Trudeau), de grippisten, de vonkisten, de Mandel-vereerders, de permanente revolutionisten en nog wat afgesplitste Chinezen in alle mogelijke maten en soorten. En dan waren er later nog de Mao- en Stalinadepten van de gewelddadige CCC, allemaal groepen, groepjes, groupuscules en sektes die elkaar, vaak gewelddadig, naar het leven stonden.
Dat ik het toen niet zag dat het gevaarlijk volk was, neem ik me nog steeds kwalijk. Ze begonnen met het ‘gleichschalten’ van hoge en lage cultuur (die eerste was très bourgeois) en eindigden in een kale postmoderne vlakte waar illusionisten de macht hadden gegrepen. Wég was de verheffingsgedachte van die oude socialisten en wat overbleef was de grote verwarring en de massale uitverkoop van de laatste restjes beschaving (Komrij). Ze reïncarneerden in diversiteitsfetisjisten en die gedragen zich even fanatiek als de bovengenoemden. Ze zijn even gevaarlijk, vooral in hun mix van gemakzucht en fanatisme. Komrij: ‘De linkse idealen waren dé idealen tout court geworden’ – helaas tot vandaag.