Uit ‘Waarover men niet spreekt’ door Wim Van Rooy
Sentimentalisering vindt men bijvoorbeeld terug in het televisuele baden in kleffe human interestprogramma’s. In het onderwijs is deze ont-mannelijking (Leon De Winter) al volledig geslaagd, maar ook in het militaire bedrijf is vechten vandaag de verste optie en vindt de feminisering in twee vormen plaats: men stelt zich in plaats van op oorlogsvoering in op humanitaire hulp, soft power en op peace keeping (zelfs van de monsterlijkste tegenstanders moeten de hearts and minds gewonnen worden), waardoor militairen psychologisch geen acties op het hoogste geweldsniveau meer aankunnen; ook nemen juridische actoren een steeds grotere plaats in, waardoor haast elke actie onderworpen wordt aan een resem regels die het oorlogsvoeren eerder belemmeren. Dat gebeurde voor het eerst in de Kosovo-oorlog van 1999 toen juristen de controle overnamen.
Op de sentimentalisering had Dostojewski al gewezen in zijn Demonen toen hij via één van zijn personnages de toenmalige socialistische revolutionairen ervan beschuldigde materialistisch én sentimenteel te zijn. Sentiment is een gevoel dat in zijn ontwikkeling op een kinderlijk niveau is blijven steken: nooit de tantrums ontgroeid, nooit gelouterd door rede, eist sentiment onmiddellijke voldoening op een dwingende en onredelijke manier. De eigen brok in de keel is de norm.