Uit ‘Waarover men niet spreekt’ door Wim Van Rooy

Dat kleffe en betekenisloze goedemensenhumanisme, die feminisering en sentimentalisering van onze samenleving, de ‘verjuffing’ van ons onderwijs, vindt men terug in allerlei facetten. Dat gaat van het sturen van troepen naar Mali of Afgahnistan op voorwaarde dat ze er niet moeten vechten, over de soft-pedagogische re-integratieaanpak van criminelen en jihadisten, tot de pueriele berichtgeving over het weer: als het tien centimeter dik gesneeuwd heeft, het drie graden onder nul is en er een erg scherpe noordoostenwind staat, wordt er elke dag over bericht alsof we in de Kolyma zijn terechtgekomen. Als er door een ongeval een file ontstaat waarin automobolisten drie uur moeten wachten, worden door het Rode Kruis water en eten rondgedeeld.
De alomtegenwoordige opvoeder Peter Adriaenssen heeft het over een emotionele generatie, en dus, maar dat voeg ik eraan toe, over een weinig weerbare generatie die overal en en ten alle tijde moet worden gepamperd en waarbij allochtonen een hoge aaibaarheidsfactor vertonen. Ik kan daar godsonmogelijk beschaving in detecteren, eerder kokette decadentie en jammerlijke zwakheid.