Ons oudershuis bevond zich pal tegenover de boerenwoonst van Milleke en Nieke. Het was een koppel dat de verworvenheden van de moderner wordende jaren ‘60 compleet aan zich liet voorbijgaan. Zij plodderden verder zonder de minste belangstelling voor het kopen van een auto of de aanschaf van bijvoorbeeld een strijkijzer, stofzuiger, koelkast, wasmachine, droogkast, telefoon of andere mogelijke elektronica, en voor hen zeker geen centrale verwarming. Nee, zij verkozen hun Leuvense stoof die dag en nacht brandde, winter en zomer, er stond altijd een kom water op te pruttelen en de pot koffie werd erop warm gehouden, het was eerder lauwe drab. Op hun erf liepen er minstens twintig kiekens vrij in het rond, die legden de eieren voor zowel het ochtend- als het avondeten van Milleke en Nieke. Hoe vaak heb ik ze niet zien zitten schransen aan de gammele keukentafel, met tussen hen in een grote pan met een gigantische eierkoek, daaruit schraapten zij met een homp brood en een vinger hun kostje, iedere dag datzelfde rantsoen, smakkend, smikkelend en likkebaardend. Het gebeurde zelfs dat zij als middagmaal nog eens spek met… eieren aten, tja, die kippen waren wel goud waard voor die brave mensen. Ik moest er van ons ma soms langsgaan voor onze eigen eierenvoorraad. Dat was telkens een heikele onderneming voor mij als klein manneke, ik wou ten koste van alles dat kaktapijt van kippenkeutels vermijden op hun geleeg (binnenkoer), een onmogelijke onderneming, ik kwam altijd weer thuis met vieze strontjes aan mijn schoenen. Ben ik daarom nog steeds niet dol op eiergerechten? De Freudiaanse nasmaak speelt mij waarschijnlijk parten.
Er viel eens een wreed accident voor toen ik ongeveer zes jaar was. Nieke had mij in elke hand een eitje meegegeven, het ging om een mini-bestelling, die klus kon ik wel klaren zonder tas of zakje. Ik moet me klaarblijkelijk zo kinderlijk ernstig van mijn taak gekweten hebben dat de eitjes het onderweg begaven, ik had te hard geknepen, ik kwam thuis met de handen vol eierdooier en gebroken schaal. Milleke had vanuit het keukenraam mijn mislukte escapade gadegeslagen en was me achternagekomen met twee ongeschonden eitjes, daarmee ontsnapte ik aan de voorspelbare tirade van ons ma. Ook Milleke was weer dik content, wat hem betreft was de omgang met ons moeder altijd koek en ei. Hij had zijn ogen immers niet op zijn gat en wat bedoeld was als een kort klapke kon uitlopen tot een monoloog van makkelijk een uurtje, op dat vlak was hij voorstander van de kraaiende haantjesconversatie, volks doorspekt met wat ik toen nog niet als seksuele toespelingen verstond, daarom was mijn aanwezigheid geen bezwaar. Ons waakzame ma hield me dicht bij haar. Om maar te zeggen hoe een grondige afkeer van de moderniteit niet per definitie een hinder moet zijn om overal aan uw gerief proberen te komen. De meeste mensen zijn zoals kiekens, een ei is rap gelegd, ge hebt er achteraf geen omkijken naar als ge het op een ander doet. Dat is nu mijn erotomane interpretatie van wat ik toen als kind niet begreep.
Ach, ik overdrijf misschien, ik zie bij Milleke de potentiële geilheid en zonde die mij later zelf zou teisteren, ik zal me matigen.
Ik mag Milleke niet te rap aan dat kruis van onkuisheid nagelen, want zijn huiselijk kruis ging nog volgen, zo zwaar was dat…
Ik maak hier even de bedrijfsbalans op van Milleke en Nieke. Ze hadden dus een gans erf vol kakelende en keutelende kippen, in hun geurige stal – pal naast de keuken – hokten twee knorvarkens, soms kwam er een knolpaard op bezoek dat ze voor één dag leenden van een herenboer (zo ging dat in die tijd), ze kweekten konijnen en soms werd er ook gevogeld, ten bewijze: ze hadden vier zelf gemaakte en zeer geslaagde dochters, de ene al rondborstiger dan de andere, maar ze waren alle vier wel te pruimen (zei onze pa eens onbesuisd, weliswaar niet tegen mij).
Theresa, de oudste dochter, ging ondanks haar aantrekkelijke en volle voorzieningen in het klooster, wat achteraf bekeken toch een catastrophe was voor mogelijke pogingen met haar op menselijke voortplanting. Ze werd een zuster van de… Voorzienigheid, zo geschiedde toch nog wat omgekeerde gerechtigheid. Ze heeft zeker vele kloosterlingen behaagd (of belaagd), ook de langskomende priesters en de jonge misdienaars, zelf werd ze abdis, een hoge functie die haar volgens de fiere Milleke en Nieke glijdende dag- en nachturen gaf, met een vrije aanspraak op de gewillige bisschop (dat is die gast met zijn stijve staf).
De twee middenste ronde dochters waren Anna en Alice, die – zoals dat flinke boerenmeiden betaamt – eveneens goed van volle oortjes en pootjes waren voorzien. Ik mocht bij hen het troetelkindje spelen, ze gaven me door van schoot tot schoot, ik vond dat zo plezant dat ik er zwoele opstootjes van kreeg in een lagere zone die ik nog niet verkend had. Voor een trio was ik nog niet rijp, spijtig toch.
Dan was er nog de wonderbaarlijk jongste, Monica, de madonna, beeldschoon maar volstrekt platonisch van aanpak, ik mocht wel vaak mee gaan wandelen met haar, maar meestal gingen we naar hetzelfde kapelleke en daar leerde ze me bidden en knielen voor haar, zij speelde dan moederke Maria, ik was haar kindje, Jezuke dus, maar kussen mocht niet, pff.
Nieke en Milleke hebben – verschiet niet – wel veel gereisd, ze hebben gans West- en Oost-Europa doorkruist. Dat was dankzij Rinus, de man van Monica, een camioneur die zich een caravan had aangeschaft en daarmee elke vakantie op trot ging. Milleke zat dan naast zijn schoonzoon-chauffeur, landkaart en kompas in de hand, en gaf aanwijzingen waar Rinus toch niet naar luisterde, hij ging zijn eigen weg (waarover later meer).
Hun systeem van congé nemen bestond erin dat ze een ganse dag zomaar lukraak door een land reden en ’s avonds ergens bij een wei of op een veld stopten om er te kamperen in de uitklaptent die bij de caravan (met kookhoek en sanitair) hoorde. Zulke trip kon tot twee weken duren, maar Milleke zat daarmee weer voor een goed jaar gebeiteld, hij had dan boerenstof genoeg om over uit te wijden, in geuren en kleuren, van onstuitbaar tot onuitstaanbaar, onze pa kreeg het ervan op zijn nerveuze heupen.
Milleke, maar ook Nieke, keken overal hun landelijke ogen uit op de soorten kiekens, de variatie aan runderen, de teelt van gewassen, het binnenhalen van de oogst… en zo hoorden ze eigenlijk niet dat er de ganse tijd wat stille ambras was tussen de lustig maar onrustig gas gevende Rinus en de paternosters biddende Monica (die hoopte dat het goed ging aflopen met haar man, ze had een bezwaard gemoed, een donker vermoeden). Het ouwe koppel was er gerust op, hun boerenbedrijf werd ondertussen vakkundig gerund door de dolle en imposante dochters Anna en Alice, die aten al hun eieren op.
Het verhaal lijkt idyllisch, maar u hebt misschien toch een lichte dreiging waargenomen bij het lezen. Inderdaad, het betrof de caravan, die was plots verdwenen, net voor de vakantie met de zoveelste landentrip begon. Niemand had hier een verklaring voor, zeker Rinus niet – bij wie iedereen ten rade wou gaan – want die was ook weg, niet meer te vinden, persoonlijk volledig opgelost. Men kwam hopeloos bij onze pa aan, hij speelde moderator bij hun paniekerige familieraad, hij trok voor deze simpele, naïeve mensen het kort besluit: Rinus is er onderuit getrokken. Dat bleek de correcte conclusie, Monica was bedrogen door haar man, het bleek dat hij er vandoor was met een zogezegde vamp, wat men in Baalrode een schoon matras noemde, zij speelde nu het zwoele vloerkleedje voor Rinus in zijn caravan. Definitieve afgang voor de vakanties van Milleke en Nieke. Ze zijn er ziek van geweest, het eierendieet hielp niet meer. Ook niet toen Rinus met hangende pootjes en klamme klootjes terugkwam. De schone caravan was geschonden en besmet, de magie en de familieglitter verbroken, wat eens een knus gezin was, bleek nu een façade geweest die komedie en onmin moest verbloemen. Milleke heeft het nog toegegeven tegenover mijn vader: ik heb mij vergist in die man, hij mag nu doodvallen voor mij. Dat deed Rinus dus niet, hij vertikte het, hij liet de eer van het morbide leed aan Monica: zij stierf net een half jaar na dit debacle, ze bezweek onder het overstelpende overspel van haar echtgenoot, zij kreeg een fatale beroerte. Milleke en Nieke hebben hun jongste dochter begraven, zonder woorden en zonder tranen, die waren compleet opgedroogd na het verraad en de vlucht van Rinus. Hun wereld was toen ingestort, het leven was mooi geweest, maar het kon nooit geen vakantie meer zijn.