Het is van 24 december 1985 geleden dat ik nog een druppel alcohol heb gedronken, dus er staan reeds 40 volle jaren op mijn nuchtere teller. Sindsdien raakte ik zelfs geen pintje bier meer aan, bleef ik uiteraard af van sterke drank, meed ik elk glas wijn en weigerde ik zelfs een likeurpraline te degusteren. Niks was makkelijker dan dit afscheid van alle geestrijk vocht, dat voor mij indertijd minstens de uitwerking had van een soft drug. Ik zei plots “stop”, en dat was dat. Ik deed het op mijn eentje, zonder hulp van psychologen, laat staan van een psychiater.
Ik raadpleegde niemand, ook niet mijn toenmalige echtgenote, zij zat er bij en keek er naar: de dag vóór Kerstmis 1985 hield ik het droog. Die nieuwe soberheid beviel me erg en daarom ging ik er maar mee door, tot op de dag van vandaag.

De jaren voordien had ik het soms wel bont gemaakt, ik dronk steeds weer die laatste pint… te veel, ik durfde mateloos aan de whisky of cognac te zitten, ik pleegde vaak complete overdaad als ik met alcohol in aanraking kwam. Dat is een zware verslaving, oordeelde menige kameraad of kennis die me bezig zag. Ik aarzelde om hiertegen iets te ondernemen. Ik deed nog altijd mijn job naar behoren, sporadisch was ik nog een goeie sportman en vooral een bezorgde huisvader die terdege begaan was met vrouw en kind, dus: was het dan wel problematisch wat ik deed? Jawel, de (voorspelbare) katers waren er te veel aan, en het geld dat ik erdoor verbraste, en ook wel de halve of hele black outs na een avondje dat ik flink had doorgezopen, én… de grote schaamte om zoveel controleverlies.
Ik moest stoppen, maar hoe?

De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik reeds een paar maanden vóór Kerstmis 1984 had proberen te stoppen met drinken. Maar dat ging zo vanzelf dat ik… er om de haverklap terug mee begon, denkende: als het zo makkelijk is, dan kan ik nog wel eens terug herbeginnen en daarna weer stoppen. Enfin, een zich toch wel eindeloos herhalend spel van slappe excuses en zelfbedrog. Tot ik plots op het idee kwam, tiens, als ik nu eens langsging bij de plaatselijke AA (anonieme alcoholisten), misschien is dat wel mijn ding en stop ik er al definitief mee na de eerste bijeenkomst daar.

Ik ben misschien drie keer langsgeweest bij de Leuvense AA, na elke vergadering stopte ik bij het eerste café alvorens naar huis te gaan. Dat werkte helemaal averechts bij mij. Het was alsof ik er een vrijgeleide kreeg om alcohol te consumeren, want wat leerde ik bij die (zeer goedbedoelende) mensen: een alcoholist is een ziek persoon. Aha, dacht ik, zo zit dat, en uit een totaal verkeerd soort compassie met mezelf ging ik, zo rap ik kon, over tot een reeks troostbiertjes. Tja, dat werkte dus van geen kanten voor mij, het was alsof ik er een averechtse vrijgeleide kreeg om mijn excessieve drankgedrag niet te veranderen. Ik had nog net de fierheid om hun hoogste bod te weigeren: een discreet kaartje met het lidmaatschap van AA, dat ten gepaste tijde kon vertoond worden aan de politie of andere controlerende instanties als men merkte dat iemand (bijvoorbeeld ik) aanstoot had gegeven of ambras had veroorzaakt door een uit de hand gelopen dronkenschap. Dat vond ik er wel over, ik wou geen paspoort krijgen dat het bewijs zou zijn van mijn zwakte.

Zoveel droge decennia later heb ik nog steeds groot respect voor die organisatie. Voor 99% van de alcoholiekers werkt dat perfect, maar ik zat anders in mekaar, zeker weten, bovendien: misschien was ik per definitie geen alcoholieker… toch wel zei de lokale voorzitter, het ontkenningsgedrag is een typisch kenmerk van de zwaarste gevallen. Dat was een opmerking om over na te denken aan de toog. Ik pleegde overleg bij mezelf en besloot na de 10de pint: de pot op met die onnozele AA, ik drink hier relax en op mijn gemakske voort.

De patron (Jean-Marc) van de plaatselijke AA vertelde me dat hij “hoofdgriffier” was bij het gerechtshof in Leuven. Hij had het nogal bont gemaakt in zijn jongere (en erg) dronken jaren. Zijn haast passionele hobby was om de dure fluo-bars langs de grote baan naar Diest te frequenteren en zich daar vol te gieten met peperdure champagne… alvorens hij er met de chique madam van het luxe-bordeel naar bed ging. Hij dong wel telkens af op de prijs, hij eiste en kreeg kortingen, eventueel een gratis neukbeurt. Want hij had immers een hoge functie bij justitie en hij kon soms iets regelen voor het wereldje van de pooiers en de prostituees… dat werkte tot op zekere hoogte. Maar toch heeft hij daar op een dag bijna zijn gat én zijn klootjes verbrand want de zedenpolitie van Leuven stond plots op een zwoele zomernacht aan de ingang van de peeskamer… onze drank- en vogelman Jean-Marc kon in “zijne blote” ontsnappen door het open raam en heeft tot ’s ochtends in de dichte struiken achter de bar een schuilplaats gevonden. Genoeg is genoeg, sprak hij toen tot zichzelf. Zo stapte hij uit zijn verslavend drankparcours en liet hij de exclusieve hoertjes aan andere bedronken liefhebbers. Jaren later kwam ik hem nog eens tegen uit hoofde van mijn job bij de politie. Het eerste wat hij deed was: bekennen dat hij geen… hoofdgriffier was geweest, hij was het niet mogen worden, omwille van een reden die men hem nooit expliciet had meegedeeld. Was dat de prijs geweest voor zijn dronkenschappen (als gewone griffier) die grote sier maakte en valse beloftes deed tijdens zijn zattigheden in de verkeerde bars, waar hij om strikt deontologische reden zelfs niet had mogen komen.
Toch bleef ik ook die man bewonderen omdat hij volledig met de alcohol had weten te kappen. Hij had inderdaad aanvankelijk een brokkenparcours gereden, maar van de hoertjes kwam hij schoon en proper terecht in de armen van een kokette echtgenote en hij bleef vele jaren voorzitter van AA Leuven, waarvan ikzelf waarschijnlijk het meest mislukte lid ben geweest uit hun geschiedenis. Na mijn korte passage in hun nuchtere club permitteerde ik me nog een tijdje de pintjes tot…

ik op 24 december 1984 tegen mijn toenmalige vrouw zei: voor mij geen wijn bij het kerstdiner alsjeblief, “allee gij”, zei ze verwonderd. Het was afgelopen, ik ben er vanaf dan mee gestopt, en het heeft me geen enkele moeite gekost. Ik denk dat ik mezelf van het dwangidee had verlost dat ik moest drinken om “iemand te zijn”. Maar meer en meer was ik tot de vaststelling gekomen dat het streven naar – en vooral het leven in – een roes slechts een tijdelijke schijnrealiteit verwekt, het ware bestaan begint pas na de laatste kater. Ik heb sindsdien geen enkele keer meer gefaald. Ik vind er zelfs geen persoonlijke verdienste aan, het was geen topprestatie, maar een klaar inzicht dat me plots door het hoofd ging, dat me in de schoot viel, als een kerstgeschenk aan mezelf. Ik wenste me een droge gezondheid, welkom aan het sobere leven, prosit op het libido. Dat laatste is een tip voor alle hoopvol doordrinkende mannen en madammen die denken dat met elk glas alcohol hun potentie de hoogte ingaat. Mis hoor!