Terwijl mijn echtgenote en ik relax een fietstochtje maken op het Sportkot in Leuven, worden wij opgeschrikt door een fietsende tegenligger die in een rotvaart op ons af komt gestormd. Wij rijden gezapig naast mekaar, wat volgens het verkeersreglement is toegestaan, maar ik laat me bliksemsnel afzakken, achter Nathalie. Niettemin raast de onbekende door, linea recta naar ons toe, klaar om ons één voor één – als waren wij zijn oorlogsdoel – van de weg te maaien. Wij wijken allebei in een zelfbehoudende reflex naar de uiterste rechterkant van de baan uit, rakelings langs een gracht. Wanneer de kamikazefietser langs ons schuurt, roep ik vertwijfeld maar ook beschuldigend: maar allee jong, zijt gij zot geworden? Zijn korte, bitsige antwoord knalt: doe normaal gast!
Niks aan te doen, dit zijn de nieuwe fietswetten, wie (bij uitstek) student is in onze universiteitsstad, kan zich privileges toeëigenen die de gewone burgers ontzegd worden.
Een paar dagen later pedaleren wij in de Brusselsestraat, braaf achter mekaar op het fietspad aan de rechterkant van de weg.
Aan de overkant is een gelijkaardig fietspad voor wie zich in de omgekeerde richting begeeft. Plots een identiek scenario zoals hierboven beschreven. Een mannelijke student komt ongegeneerd als tegenligger langs onze kant afgesjeesd. Weer moeten wij beiden ijlings halsbrekende maneuvers uithalen om een mogelijke (frontale!) aanrijding te vermijden. Ik uit nogal luid mijn verontwaardiging tegenover deze fietsende wegpiraat. Droog en laconiek klink het uit zijn mond: paljas! In Leuven meten spookrijders zich zonder blikken of blozen rechten aan die haaks staan op het verkeersreglement, als gewone burger kan je er maar beter oppassen, voor je het weet ben je overhoop gereden door jonge kamikazes die hun eigen fietswetten ter plekke uitvinden.
Rond diezelfde periode fietste ik eens tot in Haacht en terug, een gezapig tochtje door het Hageland, langs de dijken van Demer en Dijle. In het centrum van Rotselaar beleefde ik de schrik van mijn leven, ik zag een imposant dikke madam met een speedpedelec op mij afgeraasd komen. Deze fietsende vliegmachines halen toch wel makkelijk snelheden tot 45 kilometer per uur, ik meen te weten dat hun maximumvitesse op het fietspad in de bebouwde kom 30 kilometer per uur mag bedragen. Deze kwade gevaar-dame haalde alles uit haar moordvelo, ze vloog aan de hoogste snelheid door het dorpscentrum, bovendien als spookrijdster op het verkeerde fietspad. Ik moest ijlings afremmen, de grasberm langs de kant van de weg inrijden om op het allerlaatste nippertje een harde botsing te voorkomen. Uiteraard riep ik geschrokken en verbijsterd: maar enfin, wat doet gij? Daarop de harde sneer die ik terugkreeg: onnozelaar, ik woon hier! Dat griezelmens wou me dus duidelijk maken dat haar nabije thuisfront haar alle rechten verleende om het verkeersreglement én mijn veiligheid te negeren.
Ik wil het bij deze drie voorbeelden houden, maar ik maak zoveel meer mee als bescheiden fietser die zich dagelijks op de baan begeeft. Feit is dat de onbeleefdheid, de grofheid en de roekeloosheid toenemen, het lijken me de keerzijden van een ongebreideld egoïsme in de maatschappij. Mensen zijn precies, zelfs vanop hun velo, enkel nog met zichzelf bezig. Schril en schel rinkelbellend wordt mij minstens tien keer per dag teken gedaan dat ik hypersnel aan de kant moet voor hun elektrisch aangedreven vehikel. Als ik daaraan (zoals steeds) meteen gevolg geef, zijn er in het beste geval één of twee die merci zeggen. De meeste van deze fietsbarbaren zijn dan wel van kop tot teen gefluoriseerd, uiteraard zwaar gehelmd en daar bovenop vaak nog voorzien van een camera’tje. Ze laten echt niks aan het toeval over, alles in functie van hun… eigen veiligheid. Oké, maar als ik even mag: tel ik of elke andere simpele pedaleur dan niet meer mee? Soms lijkt het alsof de nieuwe fietsers tot een elitair volk behoren dat op oorlogspad is, bakfietsen bijvoorbeeld rollen over de straat als vermomde mini-tanks, de nieuwe fietsassertiviteit (met wortels en takken in het linkse kamp verankerd) staat voor niet minder dan moderne verkeersagressie. Het zal nog zover komen dat ik mijn (gedateerde) rijwiel permanent thuis zal parkeren, om er een voorzichtige hometrainer van te maken. Niet zo sexy!
Van overheidswege merk ik weinig initiatieven om dit nog in goede banen te leiden, integendeel, het welig tierende fietsverkeer wordt blijvend gepromoot en gesponsord, niemand wijst hierbij op het gierend waanzinnig gevaar. De nieuwe hypergesofisticeerde en hoogtechnologische fietsers zijn een onaantastbare opperkaste geworden, het zijn rijdende en rinkelende reclameborden voor politieke slogans van de rood en groen getinte fabriekjes. Dat zijn de ideologieën die de nieuwe fietslijn uitzetten, met als strafste stunt – in het universitair hippe Leuven – om hun kiezers te behagen: gratis fietslichtjes uitdelen. Vroeger, in de normale tijden, wisten wij dat een fiets daar sowieso moest van voorzien zijn, zo niet dan kon je beboet worden, terecht. Nu wordt dat gepamperd, de verlichting wordt ter beschikking gesteld. Voor wie wil toch, de anderen fietsen gewoon door, in het zwart. Een bevestiging van de donkere tijden op de baan, de fietsmobiele mensen zijn de weg kwijt. Soms heb ik heimwee naar de heerschappij van de auto.