In onze favoriete dancing De Kroon maken wij tussen het dansen door ook graag tijd voor een babbeltje met de mensen, zo hebben wij op de drie jaar dat we er komen zeker met een paar honderd andere dansers kunnen kennismaken. Het gaat om een bont allegaartje van zwierige Vlaams-Brabanders, zangerige Limburgers, vlotte Kempenaars en ook wat volk uit het Antwerpse, zelfs een handvol Nederlanders, een koppel Brazilianen, een schaarse Française en een Italiano die con brio danst. De gesprekken zijn meestal luchtig en vluchtig, met een kwinkslag en een grapje over en weer, we komen immers allemaal voor het plezier en onze emotionele of medische bulletins laten we liever thuis, al zijn er uitzonderingen. Soms zijn er echt wel zaken van ernstige aard en dan zijn Nathalie en ik de eersten om hier aandacht aan te besteden. We stellen bij ons luisterend oor wel eens vast dat er dingen zijn die niet kloppen. Zo hadden we laatst op een zondag drie maal na mekaar “een man genaamd Frans” te gast aan onze tafel, drie totaal verschillende mannen met toevallig dezelfde voornaam én hetzelfde soort afwijkingen in hun verhaal. Hier klopt toch iets niet, lazen wij aan mekaars mimiek af, onze gedachten zaten op dezelfde golflengte, maar wij bleven hoffelijk en gaven de drie Franskes een beleefd voordeel van onze (grote) twijfel. Om het relaas hieronder wat verstaanbaarder te maken, zal ik hen citeren onder hun koosnamen: Çois, Cisse en Suske. Hopelijk waakt hun patroonheilige Sint-Franciscus over hun geestelijk welzijn, want met de werkelijkheid nam dit olijke trio ogenschijnlijk een loopje, niet van die aard dat we er van wakker lagen, maar het bood wel voldoende stof om de amateurpsycholoog in ons wakker te maken: hoe graag en hoe makkelijk verkleuren mensen een realiteit die hen niet bevalt, woorden worden dan snelle glijmiddelen om een aangenamere werkelijkheid te verzinnen. We willen hier ook niet te streng zijn want het verzacht misschien hun pijn, maar anderzijds: eerlijkheid duurt ook in een dancing het langst. Maar oordeelt u liever zelf aan de hand van hun verhalen die wij mochten aanhoren.
Aan tafel met Çois
Çois heeft goed geboerd in zijn leven, hij was makelaar en had tot 25 man personeel. Hij ziet er uit als een patser en zo gedraagt hij zich ook: ongevraagd komt hij ons vertellen dat hij en zijn vrouw Diane vandaag met hun super-de-luxe wagen zijn gekomen, een exclusief sportmodel Range Rover. Dan glundert hij van geluk, zijn protserige Rolex polshorloge gaat er nog meer van blinken en zijn goudvergulde manchetknopen smelten bijna van warme tevredenheid. Wij zijn blij voor die man dat hij met zo weinig tevreden is, wij opteren voor de liefde en het vredevolle samenzijn, de symbiose van de dans en de goeie sfeer in de dancing. Dat zeggen wij hem ook tactvol, wat hij meteen volmondig beaamt, want Diane en hij, dat is “samen uit en samen thuis”, zij zijn een uniek verenigd koppel. Ondertussen zien wij tijdens ons gesprek hoe Diane drie keer na mekaar telkens met een andere man gaat dansen, dat mag van ons, maar tja. Ik vraag aan Çois of hij nog iets gehoord heeft over zijn zoon – een enig kind, dat hij na een familievete onterfd had, volgens zijn versie van een paar maand geleden – en dan antwoordt hij instant: ah neen, want ik heb geen zoon.
Wij zitten perplex, want wij hadden toen dat ellenlange verhaal moeten aanhoren over hoe ge een kind volledig kunt onterven mits de diensten in te zetten van een inventieve notaris, die hij toen met naam én standplaats had genoemd. Exit die zoon dus, wegens onbestaand in het nieuwe verhaal. Zo had Çois zelf al eens de omgekeerde weg afgelegd: hij had zichzelf vanuit de dood terug het leven ingepraat. Want tijdens een van de vorige tafelgesprekken deelde hij ons tamelijk tranerig mee dat de dokters hem hadden opgegeven, hij had nog maximum één jaar te gaan in zijn patserige bestaan, dus ging hij er nog rijkelijk van profiteren door zoveel mogelijk met zijn geld te smijten. Oké, wij gaven hem dan maar gelijk, wij condoleerden reeds preventief zijn Diane, die precies veel minder aangeslagen was. Lachten die dikke pakken erfgeld haar al zodanig toe dat het verdriet om Çois reeds onzichtbaar was geworden? Enfin, te moeilijk voor ons, wij konden niet anders dan hem troosten want zijn ogen waren vochtig en in zijn gebroken stem zat een verstikkende echo: zag hij op dat moment dat de laatste dans haast was ingezet? Maar geen paniek, want luttele weken later was er heuglijk nieuws tijdens een volgende aflevering van het tafelgesprek, waarvoor hij zichzelf bij ons inviteerde (terwijl Diane met een andere man danste): de dokters waren helemaal abuus geweest, hij had de verkeerde pikuren gekregen, dat had gans zijn gestel ondermijnd, hij was terug gezond verklaard: in theorie kon hij nog honderd jaar worden. Dat hopen wij ook voor Çois, dat hij zo stokoud mag worden dat hij niet meer tot bij ons tafeltje “gesukkeld” geraakt, op den duur moet die zak met goedkoop verzonnen verhalen toch te zwaar gaan wegen. Hij mag ons wel blijven contacteren per mail, als bijvoorbeeld zijn zoon weer verrezen is en hij zijn Diane onterfd heeft, wie weet?
Aan tafel met Cisse
Het verhaal van Cisse is een stuk korter en minder complex, hij is ook zo geen stoefer, eerder een aandoenlijk man. We kennen hem al een paar jaar als de vaste danscompagnon van Felicia, een fris en fruitig dametje uit, jawel, Sint-Truiden. Volgens ons zijn ze nooit een liefdeskoppel geweest, ze komen ook apart toe in De Kroon en vetrekken niet steeds te samen. Maar dansen doen ze meestal wel met mekaar en ze delen ook graag een tafeltje, soms zijn ze in een groter gezelschap en dan zitten ze niet per definitie naasteen, laat staan dat ze hand in hand door de dancing wandelen. Maar zowel voor Nathalie als voor mezelf is het duidelijk dat Cisse stapel is op Felicia, het omgekeerde moet nog bewezen worden. Maar plots bleek er een kentering te zijn, Cisse wandelde voorbij en ik vroeg hem hoe het ging: prima, zei hij, ik kom hier nu wel minder omdat wij meer naar dancing Hiha in Bergendal gaan, steevast elke zaterdagavond, dat is zoveel dichterbij voor Felicia. Wij zagen hem gelukzalig glimlachen, dat is daar dikke koekenbak, besloot ik samen met Nathalie, wij waren content voor Cisse, en tja, dan ook maar tevreden voor Felicia. Even later passeert deze laatste, ik zeg haar dag en dat het lang geleden is en dat ik van Cisse weet dat zij vooral in de Hiha gaan dansen.
Dat klopt, beaamt Felicia, elke eerste vrijdag van de maand spreken wij daar af, dat volstaat voor mij, want ik heb nu een jong hondje en daar besteed ik graag de nodige aandacht aan, het is zo’n lief beestje, haast een kind. Vandaag is zij uitzonderlijk nog eens in De Kroon omdat haar beste vriendin verjaart en die geeft een paar gratis tournées. Ze had Cisse net voor haar vertrek gevraagd of hij ook wilde komen, dan had ze alvast een danspartner.
Maar om elf uur vertrok ze naar huis want hondje moet ten laatste voor middernacht naar bed. Wij zien Cisse niettemin als een gelukkige bruidegom naast haar zitten, met haar slowen en swingen. Als een dansend hondje dat kwispelstaart naar zijn bazin, en (als het haar betaamt) braaf pootjes kan geven of (op haar vraag) een likje en (als het haar zint) een aaike over de kin. Maar aan haar mond geraakt Cisse niet, laat staan lager: aan haar hart, dat is een gesloten bastion voor hem, daar is hij niet honds genoeg voor. Maar wel zo dom om zich te verkopen als haar man van elke zaterdag. Ach Cisse, slik toch die woorden in.
Aan tafel met Suske
Suske heeft het patent op het meest mislukte verhaal, reeds maanden loopt hij achter Kristina aan, zij duldt hem als niemand anders haar ten dans vraagt. Suske is echter ziende blind, hij vindt dat zij tweeën – de keren dat zij met hem wil dansen – goed bij mekaar passen en dat zij naadloos over de dansvloer glijden, dan vergeet hij de tijd en zij accepteert soms het drankje achteraf dat hij betaalt: dat mag gerust een fleske Cava zijn, beaamt Suske als hij bij ons aan tafel zijn verhaal doet. Hij gelooft dat zij op de juiste weg zijn om mekaar diep in het hart te treffen met de perfecte liefde, dat zit er aan te komen, maar hij jaagt haar niet op, hij laat soms andere mannen voorgaan die innig met haar willen slowen, hij is echt niet jaloers, en zij kan altijd een beroep op hem doen: zo ging hij al een paar keer haar gras afrijden, zelfs een ontharde oprit aanleggen voor haar huis en in het najaar plant zij grote schilderwerken die hij gratis mag uitvoeren. Als dat geen bewijs van vertrouwen is, probeert Suske ons te overhalen, hij wuift onze voorzichtige argwaan tegen die goede liefdesafloop weg: Kristina en hij zijn voor mekaar gemaakt, hij vertrouwt haar zijn diepste zielenroerselen toe en zij vertelt hem honderduit over haar verdere plannen met ingewikkelde verbouwingen en hoe moeilijk het is om de juiste stielmannen in huis te krijgen. Dus, dat ben ik, zegt Suske verrukt, zo blij als een kind dat hij volgende week in de logeerkamer bij Kristina mag slapen als hij die nieuw dakpannen is komen leggen, een niet ongevaarlijk werkje, maar Suske mikt hoog: hij wil Kristina helemaal veroveren, haar hoofd op hol brengen en binnendringen in haar hart, van andere regionen zwijgt hij zedig, want dat weet hij reeds: Kristina heeft al gezegd dat ze geen seks wil met hem. Dat is dus een “werkpunt”, concludeert Suske, een “issue” dat eventueel in een later stadium nog te bespreken valt, eerst wil hij zijn “level” optrekken, zo citeert hij aan één stuk uit de cursus de hij volgt op internet: aanzet tot relatie bij mensen die niet “matchen”. Nathalie en ik zijn sprakeloos, wij hebben hier te maken met een ongelooflijk (gewillig) idiote man die zich zot heeft laten maken van een feeks die profiteert van hem.
Dit was maar een losse handgreep uit de vele verhalen van mededansers die wij wekelijks mogen aanhoren. Wij stellen telkens de menselijke tekortkoming vast om diep in de spiegel te kijken en in te zien dat er mankementen zijn aan de zelfkennis. Toch willen wij graag besluiten met een dosis mededogen, want wij hebben het “omwille van de lieve vrede” goed voor met deze fantastico’s: iedereen moet zich een weg zoeken in dit leven, daarbij wordt het beeld dat men van zichzelf heeft soms (te) makkelijk bijgekleurd en opgefleurd. De snelle vertellingen zijn dan vlotte camouflage-praatjes over een pijnlijk “handicap” dat te hard knaagt als de geforceerde “correctie” niet wordt aangebracht. Daarom wikken en wegen wij voorzichtig met een waarheid die wij menen te detecteren. Maar om de morele cirkel rond te maken, mag de lezer oordelen over ons.