Mijn kameraad Frekke uit Baalrode was een geboren zwerver. Hij kwam het dorp niet uit, maar liep wel van huis naar huis.
Dat deed hij zwijgend en op zijn eentje. Met de handen in de zakken zag ik hem voorbijkomen, sigaretje in de mondhoek, lichtjes grijnzend en monkelend, altijd met binnenpretjes. Hij wist waar hij mocht aankloppen, waar hij zich kon neervleien, waar zijn bedje gespreid was. Hij was welkom bij elke schone vrouw, en als het moest of kon nam hij de dochter er nog bij, of de tante met een nicht of twee, en desnoods meer. Frekke was onverzadigbaar in zijn erotische honger, hij was een seksuele acrobaat.
Uiterlijk was hij een lokale uitgave van Marlon Brando, innerlijk was hij eerder bedeesd, zelfs verlegen, maar hij werd op zoveel plaatsen gevraagd dat hij zijn ego oversteeg. Hij ging meesterlijk met zijn liederlijke lusten om, hij werd een kunstenaar met behulp van zijn libido. Maar hij vertelde met geen woord over zijn veroveringen, hij zweeg als vermoord, hij heeft nooit uit het bed geklapt.
Mooi toch van Frekke.
Ik heb hem tientallen keren zien binnenstappen bij onze weelderig geschapen buurvrouw.
Hij gaat op koffieklets, dacht ik aanvankelijk. Maar de koffiepauze duurde soms uren, achter gesloten gordijnen, met bedampte ramen, er kwam stoom uit de schouw. Frekke deed meer dan zijn best, dat vernam ik achteraf van de dochter des huizes. Zij mocht aanschuiven na de mama, wie weet ernaast, dat laatste detail verschafte ze mij net niet. Frekke was hun hete held, hun wilde beest in bed. De buurvrouw had een echtgenoot, die kwam soms onverwacht wat vroeger thuis. De man werd alvorens hij zijn huis mocht betreden weer wandelen gestuurd, door zijn eega of dochter, afhankelijk van wie eerst be-vrijd was door Frekke. Het klinkt ongewild smeuïg maar het is wel echt gebeurd.
Ik keek in die tijd op naar Frekke, hij was haast een rolmodel voor mij.
Maar als wij samen waren, dan klapte hij dicht, hij vertelde niks over zijn erotiek. Wij hadden het dan als puberjongens over de boeken die we lazen. Hij was 18 en ik 14, we bespraken onder andere de roman Merijntje Gijsen van A.M. de Jong, waarin het hoofdpersonage Flierefluiter ons fascineerde. Voor mij was mijn maat Frekke de Flierefluiter van Baalrode, onverstoorbaar en altijd relax als hij langs ging bij de schoon madammen, met die eeuwige glimlach van de stille veroveraar, maar tegelijkertijd een zachte jongen. Zijn macho kop was niet de beste camouflage van zijn fragiele innerlijk. Zoals Flierefluiter dus, een niet te stoppen vrouwenloper, overal gevraagd en aangehaald. Hij sliep iedere avond in een ander bed, bij boerenmeiden en dienstmeisjes, op hooizolders en in schuren, in wijnkelders en in stallen, naast hem lag steeds de mooiste deerne. De man werd extreem begeerd, zoals Frekke bij ons in het dorp.
Ik identificeerde mezelf met het jonge nevenpersonage van het boek, ik was Merijntje Gijsen, het jonge kameraadje dat meemocht op warme trek- en veroveringstocht. Ik liep achter de grote broer aan, kriebels in mijn broek.
Want ik zat boordevol fantasieën: hoe ging dat stiekeme gewriemel met al die malse grieten in zijn werk? Had Frekke een erotische handleiding of seksuele trucjes? Beschikte hij over teksten die hij vanbuiten leerde om zijn geliefden te verleiden, had hij Flierefluiter minutieus gekopieerd? Hoe kon ik een nog betere versie van Merijntje Gijsen worden? Ik brak er mijn jongenskop over, ik las ons lievelingsboek minstens driemaal. Helaas, ik kwam geen stap naderbij, Frekke verzweeg mij waarschijnlijk de finesses. Hij was enkel enthousiast over onze gemeenschappelijke lectuur, hij vergeleek zich helemaal niet met Flierefluiter. Maar de gelijkenis was zo frappant voor mij, hij viel er zodanig mee samen dat hij bijna zijn zelfbeeld ontkende. Ik wou per se Merijntje zijn, de volgeling van de meester, de grage leerling in de warme liefde. Maar mijn grote voorbeeld zweeg. Ik kon fluiten naar de lessen van onze lokale Flierefluiter.
Hij wou zich niet bekennen als de onweerstaanbare minnaar van ettelijke vrouwen.
Het leek me compleet schizofreen, maar nu weet ik beter: wat een bescheiden gast op die leeftijd al, hij bezat de mogelijkheden van een grote meneer. In zijn volwassen leven heeft hij dat spoor (nogal ongelukkig) doorgetrokken: slierten vrouwen kreeg hij achter zich aan, hij nam ze begerig en zweeg er daarna over. Geen pronkhaan, geen ijdele playboy. Hij deed gewoon zijn lokale job. Hij zocht discreet eenzame vrouwen op.
Niet de exuberante porties seksvertier werden op den duur zijn probleem, wel een toenemende vorm van introvertie. Hij stapte zwijgzaam door het leven, met die prachtig gebeitelde kop maar tegelijk een verzegelde mond. Alsof hij enkel dacht, alleen met zichzelf sprak. Dat verhoogde zijn zinnelijke aantrekkingskracht bij het andere geslacht nog meer. Hij was het begeerde mysterie geworden, vrouwen wilden zijn hart openbreken, zijn diepste intieme vertrouwen winnen, hem met open armen en benen binnenhalen en stevig vasthouden. Hem klemzetten met hun geile dijen.
Op den duur deed Frekke het met de vrouw van de bakker en die van de beenhouwer, hij hield aan met de echtgenote van de dorpsdokter en elke cafébazin bood hem een slaapplek, desnoods achter de toog, waar ze zo dicht mogelijk op hem kropen. De liefde was gratis, hij liet zich alternatief betalen, met bier en sigaretten. Frekke leek me nog zoveel straffer dan Flierefluiter, hij moest het dorp niet uitkomen voor zijn seksueel plezier.
Ik bleef het kleine, onooglijke Merijntje Gijzen, ik wist er nog altijd het fijne niet van. Ik liep vaak achter Frekke aan, maar ik geraakte niet bij zijn bedgeheimen. Eén keer, toen hij te veel pinten op had, stoefte hij dat hij een boek ging schrijven, met als titel: Ik de Jan Cremer van Baalrode. Op zich was dat een gigantische bekentenis, Frekke had gesproken. Ik ben toen meteen de echte Jan Cremer gaan lezen, en ook dat was een openbaring. Die gast deed het met nog meer vrouwen dan Frekke en Flierefluiter te samen. Eindelijk had ik dan toch een soort handleiding. Ik was opeens vertrokken, uit de startblokken geschoten voor de rest van mijn erotisch leven. Ik leerde wat de liefde niet was, ik begon dwaas te smossen met seks.
Frekke verging het minder, de vele liters bier begonnen de erotiek en de libido te hinderen. Hij bleef die zachte macho, maar verzwakte langzaam. Ik heb hem nog een paar keer teruggezien, hij woonde bij een vriendelijke dame die hem onderhield, mogelijks zijn laatste lief. Hij was al meerdere keren zijn vaste job kwijtgespeeld, hij bleek uiteindelijk de weg verloren te hebben tussen al die hete lijven met bronstige benen en aangeboden borsten. Hij begon de hitsige weelde met alcohol te overgieten.
Was het om te vergeten dat het hem overal ten gronde aan liefde had ontbroken?
Mijn bescheiden mening: kameraad Frekke was teveel Jan Cremer gaan imiteren, een vettig sekspateeke, hij leek in extremis net te weinig op de guitige Flierefluiter, die met zijn zwierige fluit van de liefde speelde om uiteindelijk toch die éne en ware te ontdekken. Dat had ik als jonge lezer van Merijntje Gijzen goed begrepen, ik maakte later zwoele overstapjes via de technieken van Cremer, maar ik ontweek daarna de totale afgang in de goot van de platte seks-strapatsen. Op het nippertje had ik toch nog ingezet op liefdeszin. Dood en drama’s hadden me dat geleerd. Meer dan boeken en vrienden bezorgden mijn afgestorven dierbaren me die boodschap. Liefde overwint alles. En de rest is geschiedenis. Gisteren stierf Frekke. De kerk eert hem met klokkenspel. Terecht.