Mijn vader was zeer bedreven in technische aangelegenheden, hij was het type man dat werkelijk alles kon repareren. De volkse vrouwen uit onze straat in Baalrode schoven soms in rijen aan met hun kapotte strijkijzers, mixers, haardrogers, koffiemolens enzovoort, of onze pa werd verzocht om langs te komen om hun defecte radio’s en TV’s te herstellen, een wasmachine die het niet meer deed of den elektriek die was uitgevallen in de kelder of op zolder. Mijn vader had gouden handen, ook versleten brommers en auto’s kreeg hij weer aan de praat. Er was slechts één nadeel aan deze polyvalente vaardigheden: onze pa werd constant overbevraagd, er kwam gewoon geen eind aan de reeks karweitjes die hem werden voorgelegd, niet te vergeten in een tijd dat je de hulpbehoevende medemens daar niet liet voor betalen. Dat soort bijstand werd verondersteld gratis te zijn, uitzonderlijk kreeg hij al eens een zak patatten, een krop sla of een paar pensen als ergens het varken geslacht was. De vergoeding geschiedde dus in het beste geval in natura, ik heb ook wel eens gedacht dat sommige dames hun natuurlijke charmes durfden in te zetten, bewijzen heb ik daar nooit van gezien, maar als jongetje snoof ik soms het zoete parfum op van verleiding en sensualiteit.

Onze pa was een populaire man, niet onknap en met een jongensachtige uitstraling, bovendien goedlachs en vlot van taal, en dan die fluwelen handen, tja, grepen ze bij gelegenheid meer aan, pakten ze naar materiaal van zacht erotische aard? Ik zou het hem alleszins gegund hebben, een beetje zonde buiten de sponde zou hem opgefleurd hebben, want zijn plichtsbewustzijn op alle vlakken was torenhoog. Op tijd en stond wat frivoliteit en een mals lijf tegen de gilee, in den duik en desnoods in het donker, ja mijn beste pa, eigenlijk wens ik het achteraf wel: dat gij aan gedoseerd en occasioneel overspel hebt gedaan. Ach, bij ons thuis wachtte er zeker ook een aantrekkelijk wijf, maar ons ma was nogal stijf van aard, ze lachte weinig en ze was bang van haar eigen lichamelijke weelde, zo spijtig toch, het was geluk dat ontglipte, kansen die niet gul werden opgepikt. Als kind heb ik dat steeds geweten – evenwel niet expliciet – dat er in ons huis iets mankeerde, en tegelijkertijd iets te veel was: een door de katholieke gemeenschap te strak in de hand gehouden… kuisheid, er rustte een verbod op genot, mijn ouders waren gecrispeerd, er zat een ferme rem op de seks.

Daarom dat ik hier een retroactieve afweging durf te maken, en een aanneembare reconstructie uit dat verleden van de man die mij verwerkte: zijn gouden handen die andere vrouwen mogelijks beroerden en in vervoering brachten. Ik zie onze pa nu ergens vanuit een onpeilbare verte smakelijk lachen, hij heeft alle schaamte afgelegd, de herinneringen zijn pittig en pikant.
Het is engelenkermis in een hemel die wemelt van de blote borsten- en billenpret.

Als lezers nu gaan denken: zo de vader, zo de zoon, wel, dan zijn ze verkeerd. Om even op het technische domein te blijven, ik heb nooit die vlotte handvaardigheid gehad, ik had steeds twee linkerhanden, wat op zich geen bezwaar of hinder is bij een bepaald soort intimiteit – linkerhanden zijn kattenpoten, en als dan de poes bij de melk wordt gezet – maar als het op klussen en karweien aankwam was ik een mislukkeling, ik kwam echt tot niks, soms tot ergernis van onze pa. Hij mocht me tien keer iets uitleggen, evenveel keren deed ik het verkeerd, ook toen hij me boekjes kocht met wat technische uitleg, liet ik die ongelezen. Ik las – reeds als prille puber – liever de klassiekers uit de wereldliteratuur, ik snapte daar nog niet de finesses van, maar het trok me wel aan, daar vermoedde ik de grote mouvementen, met epische verhalen over liefde, oorlog en vrede: op die lokaties en in die sferen wou ik later leven, in het gewoel en de zwoelte, bedolven onder smachtende gevoelens, midden tussen het gewriemel en het gekriebel, en dan de max: in een warm bad vol spartelende vrouwen. Even terug ter zake, die boekjes van onze pa: het was een serie van tien, handelend over fysica, elektriciteit, mechanica, geografie, klimaat, sterrenkunde en de verdere fauna & flora van de quasi technisch te bevatten werkelijkheid, alles simpel verklaard, maar het interesseerde mij geen barst.

Ik heb die boekjes slechts één keer zogezegd ernstig ter hand genomen – ik wou een goeie indruk maken, als jonge studax – dat was net vóór het aangekondigd bezoek van mijn nonkel Jef en neefje Roger, een jongen die een jaar ouder was dan ik en met wie ik steeds een opperbeste verstandhouding heb gehad. Roger was evenwel zeer begaafd in alles wat exacte wetenschappen betrof, hij volgde de richting A2 mechanica en deed op zijn thuisfront allerlei proeven met elektronische toverdozen die hij zelf in mekaar stak, hij liet het boeltje vonken en vlammen, niet ongevaarlijk dacht ik in mijn onbegrip, terwijl mijn nonkel en onze pa hem volop prezen voor zijn vroegrijpe wetenschappelijke interesse en begaafdheid. Enfin ieder zijn sport, maar ik had met mijn neef wel één gemeenschappelijk hobby: wij overlegden graag over de meisjes, hoe die te versieren en te verleiden, om zonder boekjes onze weg te vinden in de verboden bosjes, op zoektocht naar het verborgen plezier onder de kleertjes en tot in de broekjes, op die manier vlamde en vonkte ik graag mee met mijn neef die eveneens een erotisch vorser was.

Roger heeft het later via avondstudie nog tot industrieel ingenieur gebracht. Hij volgde dus niet het reguliere pad, hij had afgehaakt na zijn middelbaar om zich volledig toe te leggen op die ene vrouw die zijn grote liefde moest worden, binnen de kortste keren was hij jonge papa van een dochtertje. Daarna begon het te knagen, zijn technisch brein speelde op, hij mankeerde verzadiging in zijn (te) gewone werk, hij wou plots hoger op, dus volgden nog vijf loodzware jaren met ’s avonds naar de les gaan, inclusief immens studiewerk en het dwingend slagen in examens. Roger klaarde de klus, met de hakken over de sloot, hij kreeg promotie op zijn werkplek en… hij werd er geen spat gelukkiger van. Dat vertelde hij me meermaals op de trein als we samen naar de hoofdstad spoorden, de techniek en de wetenschap boden hem niet de bevrediging die hij verhoopt had, en over de liefde sprak hij niet meer, precies of hij reeds langzaam uitgedoofd was in zijn lichamelijke begeertes. Ik meende zelfs te merken dat hij met een clandestien drankprobleem kampte, hij kloeg over hartklachten en bleef om de haverklap thuis met een maagzweer, een depressie of burn out. Het ging Roger duidelijk niet voor de wind, met zijn strict exacte talent kon hij zijn wankele binnenkant niet meer beheren noch beheersen, zijn zenuwen speelden op. Hij was reeds als 50-jarige uitgeblust, hij beschikte over geen verweer meer tegen het leven dat hem couilloneerde, zo sprak zijn zwakker wordende stem vanuit zijn verder afbrokkelend verstand.
Ik zag enkel nog wat geflikker in zijn ogen als ik het over onze eertijdse experimenten met seks en erotiek had, voor hem een eeuwigheid geleden, ik praktiseerde nog vrolijk, maar Roger had afgehaakt. Het was alsof hij met mij naar een vage film uit het verre verleden keek, toen de hemel van de seksualiteit voor ons beiden nog binnen bereik was, we stonden aan de grote poort, op weg naar het ware aardse nirwana. Mijn neef had echter de verkeerde ingang of afslag genomen, alles op zijn carrière en groot geldgewin gezet, maar hij kreeg niks dan miserie en een voortijdige aftakeling. De laatste keer dat ik hem zag, was hij op een half jaar van zijn pensioen, hij telde af, een dodelijk vermoeide man, nog zes maanden te gaan. Hij wou het leven versnellen, van zijn vrouw was er geen sprake meer, hij snakte naar adem, het vat is meer dan af, dat bekende hij me met tranen in zijn ogen.

Ik was zo blij voor Roger dat hij eindelijk rust ging vinden, terug relax en privé wat bezig kon zijn met vrijblijvende experimenten, met elektroden, mecanodozen en reageerbuisjes, geen enkele werkstress meer, gewoon wat spelen in het leven, misschien de liefdesfakkel laten heropflakkeren, waar en met wie dan ook, dat waren mijn zaken niet. Ik gunde hem om het even welk geluk.

Hij had me in zijn late volwassen jaren wel wat doen denken aan mijn vader toen die pas op pensioen was: overwegend triest en in niks nog goesting, zich overgevend aan donkere gedachten en zwartgalligheid, geen spontane lach meer, zelfs niet meer lonken naar wat bekoorlijk en schoon was, een libido dat als vermist was opgegeven, treuren en zeuren in plaats van hups en vrolijk door dat leven met al zijn geneugtes te blijven stappen. De rek was uit hun mechaniekje, hun elektriek vonkte niet meer, de hete vlam was opgebrand, hun gouden handen en hun vlotte verstand waren verkrampt, werden enkel tot balast, aarzelden zelfs bij de aanpak van vrouwen. 

Toch kwam het nog als een mokerslag toen de echtgenote van Roger ons sober meldde dat haar man plots overleden was. Zonder ziektebed, hij was net geen 60 geworden. Ik belde meteen wat rond in onze familie voor meer achtergrondinformatie, maar niemand kon de eerder karige uitleg van de weduwe vervolledigen. Het was alsof Roger opeens zomaar verdwenen was. Tijdens de begrafenismis hield de parochiepriester een werkelijk perfecte… cliché preek: Roger was een brave man geweest, minzaam en vriendelijk, een harde werker en steeds begaan met zijn gezin, waarlijk een voorbeeldig mens… die dan – donderslag bij heldere hemel – op een nacht uit dit fantastische leven was gestapt. De wegen van God zijn ondoorgrondelijk, besloot meneer pastoor, met deze wetenschap moesten wij dan verder leven. Zo had mijn neef dan toch zijn rust gevonden, verdoofd in de dood, de lusten ongeblust.