Bij het magazine Joods Actueel had ik indertijd een beste maatje met de persoon van Guido Joris. Hij was vaste redacteur bij het blad. Als gids in Kazerne Dossin fungeerde hij voor mij als nuttig aanspreekpunt. Wij wisselden vaak interessante weetjes uit. Guido was een bewonderenswaardig gedreven man, tevens een die hard fan van het landje Israël en een fanatieke Jodenvriend.
Een goed jaar geleden vernam ik dat hij overleden was, heel onverwacht en zeker veel te jong. Ik treurde om mijn kameraad. De Joodse zaak had een gigant verloren, ik een ideologische verwant. Het leven ging verder, de weg was weer wat kaler zonder de warme kleur en het gezonde temperament van Guido.
Maar gisteren kreeg ik de schrik van mijn leven bij het lezen van Guido’s naam. Ook zijn familienaam plakte eraan vast, hij heette nog steeds Joris. De man met die identieke naam maakte zich bekend als afzender, van een bericht op Facebook via messenger. Het werd me duizelig voor ogen, mijn hoofd begon te tollen. Ik las de boodschap, hij kwam met een hoop vragen betreffende mijn afhaken in Kazerne Dossin. Hij had allerlei geruchten opgevangen over het museum die niet koosjer waren. Hij kwam bij mij zijn licht opsteken. Helemaal vanuit de hemel? Djeezes, Jaweh, help!
Ik dacht effenaf dat ik gek geworden was. Of wie hield me hier voor de zot?
Welke Guido Joris kwam op deze slinkse manier bij mij binnenvallen?
Toch verdacht, want met een thematiek zoals behartigd door de vorige naamgenoot. Was het bericht misschien geantidateerd en door het spel van de algoritmen maanden te laat afgeleverd? Ik stond perplex en ik zat paf, bekaf van het ontregelde geloof in mezelf. De hoogst verdachte heerschappen Alzheimer en Parkinson kwamen me goeiendag zeggen. Nee toch!
Ik liet een stille doodskreet en heb daarna in lichte paniek een noodgreep gepleegd. Ik heb een beroep gedaan op mijn extern geheugen, ik zocht troost en steun bij google, het internet als ultieme redding. Waar de mens begint te falen, kunnen de technologische instrumenten het misschien overnemen. De androïden zijn in aantocht, de humanoïden rukken op, gelukkig. Want mijn verstand schiet tekort, ik lees berichten van vrienden die overleden zijn. Mijn brein mist een mystieke dimensie, wordt geteisterd door hemeltergende mysteries. De hel daalde neer.
Het internet bleef evenwel kalm en google sloeg niet op hol. Ik kreeg vrij vlug verhelderende tekst en uitleg, inclusief een veeg tegen mijn oren. Daar had ik niet van terug, dat was slikken en opgewekt schrikken, te heuglijk nieuws voor een dommerik zoals ik. Ik had in de verkeerde droom geleefd en de dode Guido Joris laten spoken bij leven. Ik kneep in mijn wang en werd wakker.
Ik had me compleet vergist, een doodsbericht te snel doorgenomen, niks gecheckt, meteen alles ingezet op mijn spontane emotie. De destijdse overlijdensmelding van Guido Joris was een fata morgana geweest. Ik had gelezen wat er niet stond, mijn geest had iets ingevuld wat gelukkig niet vervuld was.
Mijn hersenen hadden een spreidstand genomen die tot de sterfvelden reikte. Maar daar lag mijn kameraad niet uitgeteld, noch uitgestrekt.
In mijn kop had een bepaald mechanisme een horde te hoog gesprongen of de lat te laag gelegd. Ik had er compleet naast gepakt, de dood was met mijn fantasie op de loop gegaan. Wat ik gelezen had, betrof deze of gene, maar niet de correcte maat.
Guido Joris, de enige en de echte, de onvervalste man, de fidele kerel, is nog steeds in leven. Prettig om weten, ook voor hem, want ik heb deze morgen vrolijk gerepliceerd op zijn bericht.
Eind goed, al goed, en zeker beter dat ik hem niet ergens in levende lijve was tegengekomen, want dan was ik zelf bezweken onder het dodelijke verschieten. Misschien is die gemoedelijke Guido onverwoestbaarder dan ik (een verstrooide schrikkenpiet).
Het leven is weer mooi dankzij dit ongelooflijke misverstand. Ik heb de dood van mijn vriend overwonnen met de zoek-motoriek van het wereldwijde internet, een spinnenweb vol pret en een vat van verrassingen. Uit de krochten van mijn soms domme kop kroop de kracht van het echte leven weer omhoog, na een forse duw van de computer. Er is misschien een hoogtechnologische hoop voor ieders wederopstanding.
Ik geloof meer in mirakels van digitale techniek dan in mijn vaak falende ego. Er zit rek op artificiële intelligentie, de nieuwe erotiek maakt hopelijk onsterfelijke kinderen. Ik verlies me in deze bespiegelingen sinds de illusie van Guido’s dood en zijn illustere terugkeer. Ik ben nog dronken van ongeloof, alles is mogelijk, ik word herboren voor ik heenga. Eén bede toch:
nu graag mijn zoon nog. Laat die nachtmerrie stoppen dat hij dood is. Deleten die vergissing, updaten dat leven.