Onlangs was de lift in onze blok aan een algemeen nazicht toe, het betrof een groots opgezette operatie die mogelijks wat nodige vernieuwing beloofde, althans volgens het promopraatje van topbedrijf Otis, de nummer één in België als het over “op&neer liften” gaat, maar weet ook dat “oplichten&neergang” dan wrange woordjes zijn die rakelings langs hun bedrijfsspecialiteit scheren.
Wij spreken uit ervaring, want eens je in een lift van Otis stapt, weet je niet wanneer je er terug uit kunt, dat kan – zoals slechts één dag na de werken gebeurde – reeds anderhalf uurtje later zijn, uiteraard met behulp van de brandweer, want de nooddienst van Otis kwam pas zovele uren later ter plaatse. Het uitzonderlijke was dus dat dit incident voorviel net nadat het algemeen nazicht officieel was afgesloten. Een niet abnormale kinderziekte, volgens de experten van Otis, die de kafkaïaanse argumentatie nog ingewikkelder maakten: er waren immers 4 (vier!) volwassen studenten ingestapt, met elk 1 (één!) blikje bier in de hand, en vermits de lift maar voorzien is op een maximum gewicht van… 400 kg. Enfin, krommer kon een redenering niet zijn, de gasten die daar hadden vastgezeten meenden zelfs ervaren te hebben dat de beschikbare zuurstof langzamerhand afnam en dat ze zienderogen gewicht hadden verloren van de panische schrik. Om kort te gaan, na de gigantische verbeteringswerken die twee weken hadden geduurd, functioneerde onze lift slechter dan ooit: bij elke gevraagde stop kregen we standaard een stevige schok (lees: we werden bruusk dooreengeschud) als melding dat we ter bestemming waren, de display met numerieke aanduiding van de verdiepingen was verdwenen (we daalden en stegen blind) en de motor van de lift maakte een soort oorlogsgeluid alsof er continu een mitraillette afging, wij dachten telkens dat er horden Russen voor onze deur stonden.
Nathalie en ik konden deze helse werken gans de tijd van zeer nabij volgen omdat de “controlekamer” zich vlakbij ons appartement bevond. Zo konden we willens nillens kennismaken met drie onderscheiden techniekers van wel zeer divers pluimage: de compleet onverstoorbare Jomme, de gewetensvolle zenuwpees Donald en de volledig onwereldse Ali, die zich presenteerde als islamiet in hart en nieren.
Vooraleer verder uit te weiden over de spitstechnologische bokkensprongen van onze drie hoofdrolspelers, toch nog even deze dienstmededeling: vóór de werken begonnen, deed onze lift het vlekkeloos, maar er moest volgens de beheerder (zogezegd) een nieuw computerprogramma geïnstalleerd worden, zodat alles meer volgens de AI (artificiële intelligentie) zou verlopen en het “machien” minder ambachtelijk en eerder robotachtig zou werken. Dat kostte ons als medeëigenaars een buitensporig bedrag maar de voordelen zouden een permament karakter hebben. Wij mochten blij zijn dat we gewoon maar door in de lift te stappen, ons voortaan dichterbij de androïdes en humanoïdes zouden bevinden: stijgen, stagneren of zakken zou een tijdelijke beleving in de verrukkelijk virtuele werkelijkheid worden. Helmen en maskers lagen klaar, communicatie ging draadloos via koptelefooons verlopen, daar dachten wij aan als we Jomme, Donald en Ali bezig zagen, drie verschillende types van liftastronauten, wat een futuristisch schouwspel was dat!
Maar de gecomputeriseerde aanpassingen verliepen niet vlot, er volgde hapering op hapering, er werd ook wel wat “gegodverd”, behalve door Ali, die bleef Allah prijzen en hij verwenste gemakshalve zijn ongelovige collega’s vanop zijn groezelig gebedsmatje dat vol etensresten zat en dat ook diende om dikke scheten van frustratie op te laten, het was allemaal de fout van het decadente Westen, hoorde ik hem meer dan een keer vloeken. Maar Jomme bleef kalm, op elke bezorgde vraag van onzentwege antwoordde hij gedecideerd: dat komt in orde, het is simpel een kwestie van stalen kabels op het juiste formaat aan te spannen en daarna op het nieuwe programma in te brengen zodat de “flux” kan geschieden en wij de schema’s in computerwiskunde kunnen steken, met geduld lukt dat. Van zulke uitspraken zag ik de zoveel jongere Donald hypernerveus worden, maar hij hield zijn kak in, hij was pas aangeworven en moest dus zijn (bescheiden) plaats kennen naast de ervaren Jomme die reeds meer dan 30 jaar meedraaide in het bedrijf. Het was wel duidelijk dat zij beiden geen kaas hadden gegeten van lift-informatica, wij zagen hoe ze zich telkens weer vastreden in nieuwe probeersels, Jomme tokkelde dan wat op zijn instrumentenblad, doodkalm, ondanks de vonken die er soms uitsprongen, maar hij bleef secuur en punctueel, hij respecteerde nauwgezet de schafttijden en liet om klokke vier alles vallen wat hij in handen had, de werkdag zat er dan op en – of de lift dan al dan niet marcheerde – de camionette werd gestart en weg waren zij. Aan het stuur zat zo te zien meestal een nukkige en ongelukkige Donald, aan die man zijn gezicht viel af te lezen dat dit werk niet naar wens verliep, hij was een gewezen zelfstandige en bezat duidelijk meer beroepsfierheid dan zijn twee collega’s. Wie alles het minst aan zijn hart liet komen, was Ali, hij lag bij het vertrek veilig in de laadbak, tussen zijn gebedsboeken en met zijn dik gat richting Mekka, een makkie toch.
Wij hebben ons meerdere keren tot Jomme gewend om ons beklag te doen over hun trage “vooruitgang”, hij begreep dat, maar hij deed zijn best, meer kon hij ook niet doen, zijn job bestond erin om van 8 tot 4 aanwezig te zijn op deze werkplek en de taken te verrichten die hem waren opgedragen door het hoofdkantoor, maar daar stopte ook zijn rol, voor verdere concrete oplossingen, evaluaties en resultaten moesten wij ons tot hun technisch opperhoofd wenden. Ondertussen keek Donald vertwijfeld en verbijsterd (én beschaamd) van de grond naar het plafond, hij had als gewezen kleine ondernemer geweten wat het is om verantwoordelijkheid op te nemen, hij snapte dat een klant waar wil voor zijn geld, geen gelul en onbenullige excuses zoals…
ik klop hier ook maar mijn uren.
Als ik de gezapige “vorderingen” van de tamme en slome Jomme waarnam en daartegenover het bedwongen temperament van Donald (vechtend met zijn onmacht) plaatste, dan kreeg ik plots een glashelder inzicht: dit was hier de perfecte illustratie van hoe een vorm van communisme zich opstelt tegenover de beginselen van het kapitalisme. Jomme had ten gronde lak aan ons als betalende partij, hij voerde uit wat hem bevolen was, en lukte dat niet: wel, dat was dan niet zijn zorg of probleem, dat regelden zijn bazen immers, als hij zijn loon maar kreeg was hij dik tevreden. En dik was hij, ook lomp en plomp, maar wat ik gans die tijd toch niet echt geweten heb: speelde hij comedie, acteerde hij die onwetendheid over hun hopeloos mislukte liftopsmuk of was hij inderdaad zo afgestompt dat hij zelfs het directe verband niet meer zag tussen betalende klanten en hun recht op een geslaagde afwerking? Donald daarentegen had dit werkbedrog door, hij bekende me zelfs dat hij ’s avonds bij hem thuis nog had zitten studeren op deze nieuwe computermodellen en hoe ze adequaat in te passen op de liftmotor bij ons. Het was hem evenwel nog steeds een raadsel en zijn firma bood hem geen enkele medewerking, hij mocht het uitdokteren volgens de methode van “trial & error”, in zoverre hij echter hierdoor niet het gezapige werkritme van Jomme verstoorde, de blind communistische kracht die dus per definitie niet nadacht, hij werd slechts betaald als een arbeider, denken was bazenwerk.
En wie hier allemaal nog meer lak aan had, dat was Ali. Toen wij hem eens vroegen wat hij dacht van het (nog) haalbare welslagen van hun blijkbaar te hoog gegrepen werk, was zijn flitsende repliek: hoor ne keer hier kameraad, enkel Allah is te hoog gemikt voor u als Belg, wij Arabieren wikken en beschikken volgens andere wegen, uw aards probleem wordt niet opgeheven of neergelaten met een werkende lift, ik ben bij u slechts terechtgekomen omdat uw overheid dat zo beslist heeft met hun ongelovig gezever over inclusieve deelname aan uw samenleving, ik versta daar niks van, maar ben er ook niet tegen gekant want dat betaalt niet slecht en ik kan mijn babbels met Jomme en Donald makkelijk onderbreken voor mijn heilige praatjes met onze Grote Baas die in het Oosten woont, maar eigenlijk heb ik schijt aan dit westers bedrijf. Het was misschien niet zo letterlijk wat Ali tegen mij uitkraamde, maar daar kwam zijn mohammedaanse uitleg toch op neer. Nog meer dan de complete onwerkzaamheid van vadsige Jomme met zijn bolsjewistische ingesteldheid werden wij hier geconfronteerd met een ware haathavik van ons systeem: voor deze moslim was een lift geen (verondersteld) werkend object maar een idee dat leeg ten hemel steeg.
Toch nog een late ode aan alle dappere Donald’s van deze wereld, het zijn de straffe mannen die elke verantwoordelijkheid willen dragen. Ze schenken ons telkens weer wat meer welstand en vooruitgang, ze overwinnen de drang naar stilstand (en achterlijke achteruitgang) van luie stalinisten en obscure islamisten. Vandaar de inspiratie voor mijn rare titel: parapluculturen versus stuw (of duw-) cultuur.