Zowel tijdens de zomer van 1979 als in die van 1980 deed ik stage bij de BOB (recherche) van de Rijkswacht in Leuven.
Ik mocht een paar weken mee volgen met de leden van de zedensectie, zo kreeg ik de gelegenheid om onder andere enkele exclusieve prostitutie-etablissementen te betreden in Kortenberg en Zaventem, waar de duurste seksmadammen hun klanten ontvingen, van bankiers tot ministers en van gangsters tot bisschoppen, zo vertrouwden mijn oudere collega’s me toe. Ik ken nog wel wat namen, maar omdat hoerenbezoek op zich geen misdrijf is, hou ik liever de lippen stijf. Ik hou zelfs de eer aan mezelf en zal vermelden hoe we met onze eigenste ploeg daar eens dik in de fout zijn gegaan. We hadden na een paar controles in de flikkerende fluo-bars al een paar whisky-cola’s binnengekapt, dat hoorde toen nog bij de job, dat was eerder aangeraden dan verboden, dus jawel, ik denk dat we lichtjes in de wind waren, en ook – wat deontologisch strikt verboden was – nogal opgewonden door al dat checken van billen en tieten. In verband met dat laatste spreek ik zeker voor mezelf, als stagiair was ik slechts een meeloper, mijn controles reikten niet verder dan het bewonderen van het betere borstenwerk dat gul werd aangeboden, maar aankomen mocht niet, daar lag onverbiddelijk de limiet. De strings, de splitten en de slipjes trachtte ik wel met priemende blik te doorgronden. Enfin, het was een warme namiddag geweest en wij bolden wat onrustig terug naar Leuven, ik aan het stuur van zo’n gammel Renaultje R4, niks glitter en glamour was daar aan. Tot onze chef, ongeveer ter hoogte van Bertem, opeens besliste: mannen, onze einde dienst gaat nu in, ik schrijf ons alle vier uit, onze werkuren stoppen hier. Mijn twee andere collega’s durfden niet te protesteren – en ik nog minder – onze adjudant was de baas, zijn woord was wet, maar wij voelden toch dat er zoiets als een verassing zat aan te komen, er hing een soort elektriciteit in de lucht waardoor wij precies respons gingen krijgen op de kriebels in ons broek. Er was nog een laatste baanbordeel net voor het binnenrijden van onze stad, op die oprit moest ik parkeren van de adjudant, ik hoor hem nog verordonneren: mannen, we hebben goed gepresteerd vandaag, we mogen ons zelf nu iets gunnen, de dienst zit er immers op, we zijn hier vrije mensen, dus ik schenk jullie een buitenkansje: het is tijd voor een half uurtje striptease. Concreet wilde dat zeggen: ieder van ons moest een bepaald bedrag voorzien, dat maakte te samen een mooi sommetje, net genoeg om een nummertje paaldansen mét stripact te betalen in die chique prostitutietent waar de adjudant – zo bleek al snel – een van de betere klanten bleek te zijn, in ieder geval kroop de rondborstige barmadam bij hem gewillig op de schoot. Tja, een hogere graad kan erg erotiserend werken. Enfin, wij hebben daar aan een voordelig bedragje naar die erotische kunstjes mogen kijken, het sexy meisje dat optrad had kleine wiebeltietjes en een strak gespannen kontje, maar helaas had het op mij niet de gewenste uitwerking, te veel acrobatiek, overdreven gestiek en een te hoog nepgehalte. Ik weet nog dat de vereffening van de hete rekening diende te geschieden door onze geldbriefjes in het minuscule slipje te schuiven, normaal gezien een seksuele sensatie, maar daar ter plaatse werd het plots banaal, een kille sekskiller. Niet snel daarna viel mijn frank ook bikkelhard, wij waren daar keihard in overtreding gegaan, niet enkel als dienaars van de wet maar meer nog als leden van de sectie zeden. Het feit dat de adjudant ons “buiten dienst” had verklaard, klopte van geen kanten, we waren nog steeds met een dienstvoertuig onderweg en hadden ons niet afgemeld in de kazerne. Waartoe de roep van de koekoek in de broek toch allemaal kan leiden, zeker als de drank in de man is, daarom heb ik niet lang daarna de alcohol ook totaal afgezworen, zodat ik een nuchtere controle kon behouden op de gevoeligheden en de roerselen in de pantalon. Achteraf bekeken heb ik niks gemist, ik heb met volle teugen genoten, maar toch steeds met het motto: flirt en vogel graag en als het mag overal, maar liever los van de job. Liefde is een werkwoord, zeggen de linkse psychologen, maar ik koppelde het per definitie niet aan mijn werk.
Tijdens diezelfde stage deed ik ook dienst bij de gewone Rijkswacht, dat wil zeggen de mensen die de dagelijkse interventies deden en op preventieve patrouille gingen. Zo werd ik eens voor een weekje in het gezelschap geplaatst van Tuur Tieleriers – zijn bijnaam was… Tureluurs – een robuuste Zuid-Hagelander van boerenkomaf, die geen woord algemeen Nederlands sprak, gelukkig was ik een streekgenoot van hem en verstond ik zijn vettig dialect, dat hij nog halvelings inslikte en met brokken uitbraakte als een binnensmonds brabbeltaaltje. Tuur was ook niet van de properste, maar voor elke vuile karwei kon hij er op uitgestuurd worden: een aangetroffen lijk in ontbinding, een zelfmoord onder de trein met uiteengereten lichaam, een dodelijk accident met zwaar verminkte slachtoffers… Tuur ging ter plekke, deed zijn vaststellingen en at desnoods tussendoor zijn boterhammen op. Als ik hem bezig zag, dacht ik vaak: elk menselijk gevoel is die man vreemd. Hij had ergens een vaste vriendin, maar die vrouw had blijkbaar geen naam, dat was die van ons, zijn ouders waren ons ouw, zijn hond luisterde enkel als hij die afklopte met de stok, jonge katjes stak hij in een zak en daarna stampte hij erop tot er niets meer bewoog. Het staat even pijnlijk als schrijnend in mijn geheugen gegrift: die ontelbare en onduldbare scherpe uitspraken van een barbaarse rijkswachter die in vroegere tijden een perfecte beul zou geweest zijn. Die kerel ontbeerde zelfs het minste tikkeltje emotie, die zou zich zelfs als vrijwilliger hebben aangeboden om iemand te folteren of desnoods dood te schieten. Befehl ist befehl gold als slagzin van dat diabolisch type, vol verwachting smachtend naar het order – met hiërarchische indekking van zijn persoon – om het beest in zichzelf los te laten, om zijn duivels te ontbinden, Tuur als de tureluurse bruutzak. Toch zag ik hem op een bepaalde plek in een andere gedaante, hij had tijdens elke ronde zijn vaste stopplaats, dat was bij dikke (tetten) Bertha in Wijgmaal. Daar stonden de drank en de seks voor hem klaar, in de gedaante van een zwaar gedecolleteerde madam die hem het ene flesje Stella na het andere serveerde, terwijl hij zich gretig aan haar weelderige boezem vergreep. Mijn aanwezigheid was voor geen van beiden een bezwaar, integendeel, het wond hen blijkbaar op dat zo’n jonge rekruut hun voorspel op het neuken mocht aanschouwen. Dat laatste gebeurde dan wel na de dienst, ik mocht gerust horen om welk uur zij “tot straks voor de climax” afspraken. Echt gebeurd. Dikke Bertha was stapel op die klotig & potig geschapen neanderthaler, de qua beschaafdheid armste gendarm van het Hageland. Het was alsof deze twee mensbiologische wezens zich op hun meest primitieve en zelfs beestachtige manier voordeden, met de animale drift als inzet en de primaire instincten als enige regel in de onderlinge omgang. Ze kropen haast bronstig op mekaar, terwijl ik er bijna naast stond.
Die indertijdse Rijkswacht was vaak een stal van verderf, er was meestal geen plaats voor lieden van te fijne zeden. Niet dat ik beter was dan andere leden van het Korps, maar ik had helaas voor mij een meer gestudeerde voorgeschiedenis. Daarom was ik dikwijls tweedes als het op gortigheden aankwam, ik werd verslagen door zoveel primaten eerste klas. Ik ben wel de meeste van mijn latere collega’s bij de Veiligheid op het Koninklijk Paleis dankbaar voor hun vertoon van gecultiveerde collegialiteit, het was er uiteindelijk een oase van beschaving. Wat ik tijdens mijn stages op “het terrein” had meegemaakt, was wel wat beneden alle peil. Was ik daar gebleven, dan was ik er waarschijnlijk kopje ondergegaan.