Toen Ida Pocket 40 jaar werd, gaf ze een gigantische rock and roll fuif, en omdat haar man Oswald niet kon dansen was ik ook uitgenodigd. Het feestje gold tevens als jubleumviering voor hun 10-jarig huwelijk. Ik had Ida leren kennen op de fitness, we waren binnen de kortste keren beste maatjes geworden, daarom mocht ik het volgende weten: ze had terloops aan Oswald gevraagd wat ze nu eigenlijk gingen vieren, een decennium getrouwd zijn of al 10 jaar geen seks meer gehad hebben? Met zulke kwesties wist echtgenoot Oswald geen raad, zij vermoedde dat hij aan zijn trekken kwam bij zijn vriendjes van de golfclub.
Terwijl ikzelf dacht dat Ida niet vies was van wat vrouwelijke belangstelling, in al zijn facetten. Ik vond Ida een toffe madam, maar met haar man vormde ze wel een raar koppel. Ze vonden mekaar echter perfect op het materiële en het financiële vlak, beiden bekleedden een hogere kaderfunctie en schepten geld met hopen, dat ze besteedden aan exclusieve reizen en zwaar investeren in immo. Op dat vlak waren ze twee handen op één buik, ze woonden in een prachtig gerenoveerd herenhuis en ieder had er zijn luxueus ingerichte slaapkamer annex badkamer. Ik kan het weten, ik ben er geweest.

Ida leefde aan 200 per uur, ze was sales manager bij een gerenommeerde verzekeringsinstelling, dat betekende minstens 10 uur per dag hard doorpezen. Ze kwam ook 5 keer per week naar de fitness en deed in het weekend intensief aan wielrennen (samen met de beter getrainde mannen), bovendien sloeg ze geen enkel bekend muziekfestival over, op Rock Werchter, Pukkelpop en Tomorrowland huurde ze dan voor de ganse periode een luxecaravan. Haar mooiste vriendinnen mochten er op haar kosten komen logeren, soms kwamen ze er zelfs niet buiten, zo plezant was dat, vertelde Ida me zonder knipoog of blozen. Dat was daar gewoon genieten: een vrouwen- en meisjesfestijntje, knus met kaarsen en flessen wijn, in de verte klonk de rockmuziek, binnen rolden malse lichamen over zachte neptapijten. Ik kreeg hierover geen exacte details, wel een erotisch idee. Soit, ze kan het maar gehad hebben, dacht ik altijd. Ik was al content met onze vele gezamenlijke uitstapjes, meestal naar Het Depot in Leuven of Ancienne Belgique in Brussel voor optredens. Ida was het perfecte gezelschap, zeer communicatief en erg hoffelijk, als dochter van een universiteitsprofessor had ze weliswaar kilometers voorspong op mij in de bredere socio-culturele wereld. Toch had ik geen enkel complex tegenover haar, vanuit mijn volkse eigenheid en zelfontwikkeling hield ik makkelijk gelijke tred met haar gestudeerde bevlogenheid, zij was master in de klassieke filologie. Ik was vanuit mijn oorspronkelijke dorpse kinderprofiel geëvolueerd naar een autodidactisch volhardende volwassene, die zijn klassiekers had gelezen, we waren mekaar intellectueel volkomen waard. Nog een gelijkenis: haar man Oswald zag mij wel zitten, tja, maar ik koos liever voor zijn Ida, om te beginnen platonisch, want ik had nog een vaste partner, een compleet onintellectuele vrouw, vandaar dat mijn volgehouden trouw zo moeilijk was, ik wou niet zozeer met een ander van bil gaan, maar verstandelijk soms wat naar adem happen. Ida zat met hetzelfde probleem, wegens het sluimerende autisme van Oswald, een man die permanent mentaal en lichamelijk afwezig was, met niks affectie in dat lege hart en een slaphanger tussen zijn benen. Dus wij vonden mekaar wel, we waren meer dan zomaar soulmates – Ida bonafida, my sister Pocket – de seks hing kantje boordje steeds in de lucht, maar wees gerust, beste lezers: daar ga ik geen woord over schrijven. Ida kan hier ieder moment meelezen, ik wil geen late hinder vormen voor haar intieme leven onder de stiekeme vriendinnetjes.

Ik schreef reeds dat Ida academisch taalkundige was in Latijn en Grieks, ze had dus ook de klassieke filosofen bestudeerd: Socrates, Plato en Aristoteles. Van de middelste van deze oude bollebozen had ze haar persoonlijke ideologie overgehouden, en die luidde kort en bondig: alles is illusie. Ida nam dat echt letterlijk, volgens haar leefden we als mens in een schijnwereld, onze realiteit was fictie. Daarom stopte ze niet met door te razen in dit leven, zowel in haar werk als in de sport als in de liefde was ze een veelvraat, ook qua privé-bezit was ze onverzadigbaar, geld en goederen werden opgestapeld, haar man diende hierbij enkel als boekhouder voor nóg meer en zeker als nuttige idioot om haar dolle erotische strapatsen te kunnen botvieren (met anderen).
Uit alles haalde ze het maximum, inclusief eten en drinken (met inbegrip van zware dronkenschappen). Ze was op geen enkel vlak te stoppen, ook niet nadat ze half dood uit haar auto was gehaald, wegens weer eens ultra-snel op weg naar een of andere euforie, de zoveelste trip naar kick’s, waarbij ze drie keer over kop ging, maar net niet stierf, want (verteld Ida me plechtig): dat is enkel een illusie, ons bestaan is niet echt, wij zijn slechts schaduwen van het hogere werk (dat we niet kennen). Om kort te gaan, Ida leefde niet op onze normale mensenmaat, ze was een knappe en kokette slokkop die vierkant haar gat veegde aan zeden en conventies, wegens onbelangrijk, want dat was hier allemaal een ingebeelde cinema (haar woorden). De wereld der mensen was een aardse fantasie.

Als vrijetijdsfilosoof wist ik waarover ze het had. Kameraad Plato had 2500 jaar geleden de metafoor (of het sprookje) van de grot gebruikt. Het gaat alzo: er bevindt zich een aantal holbewoners in een spelonk, achter hen brandt een vuur (voor de barbecue, bosvarken aan het spit); dat voorhistorisch volkje ziet pal voor zich enkele schaduwfiguren op de rotswand, omdat ze nog geen zelfbesef hadden in die tijd (zoals onze jongste kindjes nu), denken ze dat die dansende schaduwen (hun eigen weerkaatsing!) de echte en enige realiteit zijn; Plato vergelijkt de mensheid met die primitievelingen, wij vergissen ons (zegt hij), wij bestaan niet als ware wezens, wij nemen onze vage afschaduwing als valse realiteit waar, het eigenlijke authentieke leven vindt plaats ergens ver weg, in een… hemel. Zo werd Plato de prille grondlegger voor het latere christendom. Wij trapten er allemaal in, Ida loopt voorop.

Ida nam dus niks ten gronde au sérieux. Zij bleef in alle omstandigheden hardnekkig bij haar levensmotto: alles is schijn, de werkelijke wereld bevindt zich elders. Het was het enige punt waarover ik met haar van mening verschilde. Lijden en pijn en verdriet moesten en mochten niet ernstig genomen worden, we dienen in alle omstandigheden door te bijten en verder te gaan met ons desnoods kapot te werken, stress en tegenslag horen er vanzelf bij, ziekte is soms onvermijdelijk, maar niemand mag daar mentaal onder bezwijken, en indien een lichaam het begeeft is dat niet erg, dat geschiedt immers niet in deze wereld, want het hier en het nu is een pure illusie, wij behoren tot iets hogers, enzovoort. Het was een eeuwig twistpunt tussen ons, ik heb deze discussie niet kunnen winnen, want toen ik mijn sterkste argument bovenhaalde, verdween Ida plots met de noorderzon.

Iets heb ik nog niet verklapt: mijn overleden zoon Vincent was een directe collega van Ida. Toen hij zijn dodelijke kanker kreeg, was zij daar uiteraard van op de hoogte.
Ik ben nu voorzichtig met mijn kritiek, maar ik meende toch vast te stellen dat zij daarin slechts matig geïnteresseerd was. Toen Vincent dan stierf, heeft Ida geen enkel teken van leven gegeven, ze zweeg in alle talen (tegenover mij). Ik heb haar finaal nog één mail gestuurd, met deze ultieme vraag: “Ida, vind je dat de dood van Vincent slechts een illusie is?”… Ik wacht al zes jaar op een antwoord.