Hoe ik toch al die teksten bedenk, vraagt een lezer mij. Ik antwoord dat daar geen kunst aan is, het leven zelf levert het materiaal. Ik pik gewoon op wat zich aandient, in het brede spectrum tussen de liefde en de dood. Titels, intro’s en analyses vallen gratis uit de lucht, ik pluk de vruchten.
Om de drukte in mijn kop, die zich later zal omzetten in stukjes, te laten bezinken ga ik vaak fietsen aan de Vaart in Leuven.
Langs het water pedaleer ik mijn gedachten in een regelmaat van taal, zo trap ik traag mijn proza bij mekaar. De rust en de stilte van het landschap zijn mij gunstig gezind, ik kan praten met de vogels en de bomen, zonder dat iemand mij stoort. Ik knipoog naar de eenden en de vissen (die uit het water springen om mij te zien), ik trek de remmen dicht voor overstekend wild (zoals ik versnel voor sommige mensen). De fauna en de flora aan de kalme waterkant zijn mijn natuurlijke kameraden, een warme vriendschap.
Op mijn heenweg bewonder ik eveneens de idyllische pracht van een oase aan schoonheid in de vorm van een feeëriek domein.
Ik zie (én geniet van) een tiental vijvers die, als vlakke spiegels, strak symmetrisch verspreid liggen rond een juweel van een majestueus herenhuis. Het heeft de grandeur en de allure van een middeleeuws kasteel. Adembenemend tafereel, het is zo uitgestrekt groot en zo overdonderend schoon dat er makkelijk honderd mensen comfortabel in kunnen wonen, maar ik hoor er nog geen één, alles slaapt er vredig en zelfs geen diertje komt er piepen. Deze landelijke hemel langs de wateraarde kan dienen als de ultieme metafoor voor de eeuwige rust, de universele kalmte van het heelal voor de big bang, toen de oerknal ons met veel gedruis kwam wakker maken: het geluid werd geboren en de verstoring van de elementen deed zijn intrede. Sindsdien wordt ons gehoor buitensporig geteisterd en is het niet zo fraaie lawaai een permanente trend geworden. Ik overdrijf retorisch, uiteraard, maar ik ben telkens toch blij verrast met het bovennatuurlijke zwijgen van dat gemoedelijke en uitgepuurde oer-landgoed.
Ik ontmoet bovenstaande parel van Vlaanderen (goed verborgen langs de Leuvense Vaart) al fietsend steeds ‘ter linkerzijde’.
Rechts zie ik niks, aan die kant ben ik stekeblind, ten gevolge van een korte storm in mijn hoofd, al zoveel jaar geleden.
Mijn verstand bleek intact (dacht ik), mijn rechteroog begaf het aan de buitenzijde. Ik deed er verslag over in mijn opstel Oogverblinding van 9/12/21 (met soft-erotische prentjes van mijn geliefde) .
Op mijn terugweg zie ik op dezelfde plek als hierboven, maar dan pal aan de overkant, een mastodont van een fabriek.
Het bruist er van de industriële bedrijvigheid, zware vrachtwagens rijden er af en aan, de stoom spuit er onafgebroken uit de schouwen. Motoren en installaties razen en beuken aan de lopende band, het ganse etmaal rond. De helse productie draait om de verwerking van malt en zijn derivaten. De muffe geur wordt gratis aangeboden aan de passanten. Het is de perfecte antipode van de weelderige esthetica aan de overzijde, tevens een aanslag op de sacrale stilte.
Ik kan beide entiteiten niet tegelijk overschouwen, mijn ogen doen hun nuttig gehandicapte werk. Ik kijk neer op een schizofrene wereld, de rust van majesteitelijke vijvers, sierlijke tuinen en hun trotse landhuis wordt van nabij belaagd door het raderwerk van de moderne tijd, de intrede van het groot lawijt. Ik wil zo mild mogelijk zijn, want het één kan waarschijnlijk niet zonder het ander. Economie, werkgelegenheid en welvaart botsen soms spijtig met het schilderij van de natuur – waarin schaduwen wonen die zich niet als gewone mensen vertonen, de eigenaars van een nobel verleden – een generatie die nog verwant is aan de Belle Epoque. Zalig dat het bestaat, maar helaas: het zal vergaan. Ons batig saldo is nostalgie.
Het gaat om een onontkoombare paradox, een contradictie die niet met melancholie valt op te lossen. Gelukkig behoedt mijn half gebrekkig zicht mij voor het totale plaatje, ik kan de tegenpolen van deze vredevolle oorlog in het panorama niet in één blikveld bevatten. Leve de vooruitgang, denkt mijn helder hoofd, maar mijn lucide hart besluit: stop nooit met het vinden van troost in de stilte. Ik zoek een beetje blindelings de middenweg.