1 januari – Kei

jan 1, 2020

Op het vensterblad in mijn slaaphoek ligt een kei. Hij is ongeveer 12 cm lang en 5 cm hoog. De kei heeft grillige vormen en is blauw-groen-geel-bordeaux ingekleurd. Die kleuren zijn op een haast weemoedige manier vervaagd. Maar toch is de kei tegen de tijd bestand gebleken. Het is een weerbarstig maar ook melancholiek stuk steen. Om de zoveel dagen neem ik hem op en weeg hem in mijn handen. Ik streel hem haast, daardoor wordt zijn oppervlak alsmaar meer gepolijst. Ik voel de materie leven, vooral verder leven, samen met mij evolueren. Wij vormen onder ons getweeën, mens en steen, een keizachte symbiose.
 
Ik had het over de kleuren, niet de treurige, maar de aandoenlijk kleuren van de kei. Ze zijn onhandig grandioos aangebracht door een kinderhand.
Ik kan het weten. Daarin zit ook het mysterie, de verre historiek van de kei. De kleuren zijn het kleine geweten, van mij en van de kei. Ons geheim.

Ik kreeg de kei cadeau, jaren geleden, in een ander leven. Ik was toen nog vader, net zoals nu, maar Vinnie, mijn zoon, leefde nog in mijn waakzame omgeving. De waakzaamheid is gebleven, de omgeving is weg. Vinnie schonk me de kei als geschenk voor vaderkensdag. Er hing ook nog een briefje bij, de juf had zijn handje vastgehouden en samen hadden ze volgend gedicht getekend, in heerlijk meanderende lettertjes: mijn vader is een kei.

Het gedicht is ondertussen opgelost in de tijd. De betekenis staat ter discussie, zeker voor zij die de vader niet lusten. En dat zijn er velen, helaas. Niet iedereen is vatbaar voor deze dwarse poëzie, die eigenlijk visionair was. De papa werd inderdaad een ‘rolling stone’. Waar ook niks mis mee is. Getuige onze kei die onbewogen bleef bij dit bewogen leven. De kei is keidapper blijven liggen. Ook nu Vinnie, de milde schenker, in de mist van de dood is opgelost.

Wat ik eigenlijk wou zeggen, ik had een keigoeie zoon. Ik streel dat stuk steen, nogmaals, en ik voel het leven. Vinnie zit in het mysterie van deze
materie.